4. Installatie
4.7
Aansluitingen van de schoorsteenaccessoires
250
3%
22
4.7.1.
Regelgevingen - Aanbevelingen
De apparaten moeten zodanig geïnstalleerd worden dat hun positie
ten opzichte van de afvoervoorziening niet gewijzigd kan worden, ook
niet na onderhoudswerkzaamheden.
Het apparaat en zijn aansluitleiding moeten toegankelijk blijven en
gedemonteerd worden voor onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden.
De rookgasafvoerkring mag geen laag punt omvatten dat niet
gedraineerd is en dat vloeistoffen zou kunnen vasthouden. De
horizontale delen aan de rookgaskant zullen uitgevoerd worden met
een helling van 3 % in de richting van de ketel.
De installatie moet de geldende brandregelgeving in acht nemen.
De ruimte waar de verwarmingsketel geïnstalleerd is, moet
M001994-A
geventileerd worden. Ventilatieroosters (binnen en buiten) met een
doorsnede van 175 cm
DY35/DY36.
De apparaten van type C mogen slechts in gebruik genomen worden
met de door Oertli verkochte voorzieningen (in het bijzonder de
concentrische leidingen, de aansluitelementen, de terminals).
LET OP
Neem een minimale zone in acht, gelijk aan een kring met
een diameter van 1 meter bij de uitgang van de terminal,
nodig voor het verdunnen van de rookgassen. Aangezien
de verbrandingsgassen een bepaald volume hebben en
teruggeblazen kunnen worden aan de hand van de kracht
van de wind, dienen er voor sommige gevallen van
installatie voorzorgsmaatregelen genomen te worden, om
recirculatie in het apparaat en vervuiling van de gevels als
gevolg van condensatie van de verbrandingsgassen op de
blootgestelde wanden en door fixatie van het stof te
voorkomen.
4.7.2.
Aansluiting van de afvoerterminal voor
rookgassen
n Zones voor het installeren van een horizontale of
verticale terminal
De afvoerterminal voor de rookgassen moet de volgende minimale
afstanden in acht nemen:
2
zijn in een aparte colli verkrijgbaar, Colli
04/03/2010 - 300021059-001-B
PLU 153 F Condens