4. Installatie
20
n Plaatsing van het apparaat op nieuwe installaties
(installaties jonger dan 6 maanden)
4 Reinig de installatie met een universeel reinigingsmiddel om het
afval uit de installatie te verwijderen (koper, vlasdraad,
soldeersel).
4 Spoel de installatie goed door totdat het water helder is en geen
vuildeeltjes meer bevat.
n Plaatsing van het apparaat op bestaande installaties
4 Verwijder slijk uit de installatie met een reinigingsmiddel.
4 Spoel de installatie door.
4 Reinig de installatie met een universeel reinigingsmiddel om het
afval uit de installatie te verwijderen (koper, vlasdraad,
soldeersel).
4 Spoel de installatie goed door totdat het water helder is en geen
vuildeeltjes meer bevat.
4.6.2.
Wateraansluiting van het
verwarmingscircuit
LET OP
Tussen de verwarmingsketel en de veiligheidskleppen
mag geen enkel orgaan gemonteerd worden dat de leiding
geheel of gedeeltelijk dichtstopt.
LET OP
Verwarmingsinstallaties moeten zo ontworpen en
uitgevoerd worden dat het terugstromen van
verwarmingswater en van de daaraan toegevoegde
middelen naar de drinkwaterleiding vermeden wordt. Er
moet een ontkoppelaar CB (ontkoppelaar met
verschillende, niet controleerbare drukzones)
geïnstalleerd worden voor het vullen van de
verwarmingskring volgens de geldende regelgeving.
LET OP
In geval van installaties met thermostatische beveiliging
mogen alleen veiligheidskleppen met de vermelding "H"
aangesloten worden en uitsluitend op de
veiligheidsaansluitingen op de vertrekleiding van de
verwarmingsketel; hun aftapcapaciteit moet
overeenkomen met het maximale nuttige nominale
vermogen van de verwarmingsketel.
PLU 153 F Condens
04/03/2010 - 300021059-001-B