mobiele telefoonnetwerken
worden gebeld; mogelijkerwijs
kunnen deze oproepen niet ge‐
daan worden wanneer bepaalde
netwerkdiensten en/of telefoon‐
functies actief zijn. U kunt hierover
uw lokale netwerkexploitant raad‐
plegen.
Het alarmnummer kan per land en
regio variëren. Wij raden u aan het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep maken
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonaansluiting met het nood‐
oproepcentrum wordt ingesteld.
Beantwoord de vragen van het per‐
soneel over de noodoproep.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw
mobiele telefoon ook via het infotain‐
mentsysteem bedienen.
Na het tot stand brengen van een ver‐
binding tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem worden
de gegevens van de mobiele telefoon
naar het Infotainmentsysteem ver‐
stuurd. Afhankelijk van het model te‐
lefoon kan dit enige tijd duren. Tijdens
deze periode is het bedienen van de
mobiele telefoon via het Infotainment‐
systeem slechts beperkt mogelijk.
Niet elke telefoon ondersteunt alle
functies van de telefoonapplicatie.
Daarom kan het bereik aan beschre‐
ven functies afwijken.
Hoofdmenu Telefoon
Druk op PHONE om het telefoon‐
hoofdmenu weer te geven. Het vol‐
gende scherm verschijnt (als een mo‐
biele telefoon aangesloten is).
Telefoon
Telefoongesprek initiëren
Een nummer invoeren
Druk op PHONE en selecteer dan
Nummer invoeren. Er verschijnt een
toetsenblok.
73