452234.69.17 · 05/2012 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP S 130 IR
4 Accessoires
4.4
Gebouwbeheersysteem
De warmtepompmanager kan door aanvulling van de betreffende interfacekaart op een
netwerk van een gebouwbeheersysteem aangesloten worden. Voor de precieze aan-
sluiting en de parametrering van de interface moet de aanvullende montagehandleiding
van de interfacekaart in acht genomen worden.
Voor de warmtepompmanager zijn de volgende netwerkverbindingen mogelijk:
Modbus
EIB, KNX
Ethernet
ACHTUNG
OPGELET!
Bij een externe besturing van de warmtepomp resp. de circulatiepomp moet in een
additionele debietschakelaar worden voorzien, die het inschakelen van de compressor
bij afwezige volume debiet voorkomt.
4.5
Ruimteklimaateenheid
Bij de koeling via oppervlakteverwarmings-/koelsystemen gebeurt de regeling volgens
de aan de ruimteklimaateenheid gemeten ruimtetemperatuur en luchtvochtigheid.
Aan de warmtepompmanager wordt hiervoor de gewenste ruimtetemperatuur inge-
steld. Uit de gemeten ruimtetemperatuur en luchtvochtigheid van de referentieruimte
wordt de minimaal mogelijke koelwatertemperatuur berekend. Het regelgedrag van de
koeling wordt door de actueel geregistreerde ruimtetemperatuur en de ingestelde ge-
wenste ruimtetemperatuur beïnvloed.
Afb. 4.1: Ruimteklimaateenheid
7