Installatie
Montage
9.
Montage
9.1
Transport
- Let er tijdens het transport op dat het zwaartepunt van het
toestel in het gebied ligt waar de compressor is aangebracht.
- Bescherm het toestel tijdens het transport tegen zware
stoten.
- Als de beschikbare transportruimte krap is, kan het toestel
ook in een schuine stand worden vervoerd.
9.2
Opstelling
f Plaats het basistoestel op de voorbereide ondergrond. Houd
f
daarbij rekening met de richting van de luchtafvoer.
f Lijn het toestel waterpas uit door de toestelvoeten af te
f
stellen.
f Bij de opstelling moeten de waterleidingen en elektrische
f
installatiekabels onderlangs door de uitbreekopening in de
bodem worden ingevoerd in het toestel.
Aanwijzing
Monteer de bekledingsdelen pas nadat de elektrische en
de hydraulische aansluitingen tot stand zijn gebracht.
9.3
Verwarmingswateraansluiting
De installatie van de warmtepompverwarming moet door een
installateur worden uitgevoerd overeenkomstig de waterinstal-
latieschema's in de planningsdocumenten.
f Spoel het leidingsysteem grondig door voordat de warm-
f
tepomp wordt aangesloten. Vreemde voorwerpen, zoals
lasparels, roest, zand, afdichtingsmateriaal... belemmeren de
goede werking van de warmtepomp.
9.4
Zuurstofdiffusie
Gevaar voor beschadiging!
!
Vermijd open verwarmingsinstallaties of installaties met
stalen buizen in combinatie met vloerverwarmingen met
niet-diffusiedichte kunststofbuizen.
Bij niet-diffusiedichte kunststof buizen voor vloerverwarming of
open verwarmingsinstallaties kan bij gebruik van stalen verwar-
mingselementen of stalen buizen door zuurstofdiffusie corrosie
aan de stalen delen optreden.
De corrosieproducten, zoals roestslib, kunnen in de condensor van
de warmtepomp neerslaan en door vernauwing van de doorsnede
vermogensverlies van de warmtepomp of het uitschakelen door
de hogedrukbewaking veroorzaken.
9.5
Verwarmingsinstallatie vullen
9.5.1 Watertoestand
Voor de installatie wordt gevuld, moet een analyse van het vulwa-
ter beschikbaar zijn. Deze kan bijvoorbeeld opgevraagd worden
bij de bevoegde watermaatschappij.
10
|WPL 34 / 47 / 57
Materiële schade
!
Om schade door steenvorming te voorkomen, moet het
vulwater eventueel behandeld worden door het te ont-
harden of te ontzouten. De in het hoofdstuk "Technische
gegevens/gegevenstabel" vermelde grenswaarden voor
het vulwater moeten absoluut nageleefd worden.
f Controleer de grenswaarden 8-12 weken na de inge-
f
bruikname en tijdens het jaarlijkse onderhoud van
de installatie.
Aanwijzing
Bij een geleidbaarheid van >1000 µS/cm is waterbehan-
deling door ontzouting beter geschikt om corrosie te
vermijden.
Aanwijzing
Geschikte toestellen voor ontharden en ontzouten en om
verwarmingsinstallaties te vullen en te spoelen, kunt u
via de vakhandel aankopen.
Aanwijzing
Wanneer u het vulwater behandelt met inhibitoren of
additieven, gelden de grenswaarden zoals bij ontzouting.
9.5.2 Verwarmingsinstallatie ontluchten
Ontlucht het leidingsysteem zorgvuldig. Bedien daarvoor het ont-
luchtingsventiel dat in de warmtepomp in de verwarmingsaanvoer
is ingebouwd.
9.6
Condensaatafvoer
Voor de condensaatafvoer werd in de fabriek een buis gemonteerd
op de ontdooibak. De buis eindigt in de buurt van de opening in de
bodemplaat. Om het condensaat te kunnen afvoeren, is het toestel
voorzien van een slang van twee meter met een hoekstekker.
9.7
Tweede warmtegenerator
Bij bivalente systemen moet de warmtepomp altijd worden ge-
integreerd in de retour van de tweede warmtegenerator (bijv.
olieketel).
www.stiebel-eltron.com