10
Startprocedure van de automatische schuifdeur
10.1 Voorafgaande controles
Verplaats de deuren, na de installatiewerkzaamheden, handmatig en controleer of de beweging regelmatig en zonder wrijving verloopt.
Controleer de stevigheid van de constructie en de goede bevestiging van alle schroeven.
Controleer of alle elektrische aansluitingen correct zijn.
NB In het geval van een vluchtdeur met één paneel, dat naar links opengaat, moet de loopwagen boven aan de riem worden bevestigd, zoals weergegeven
op de afbeelding.
10.2 Laat de jumpers op de veiligheidsklemmen van de elektronische besturing zitten voordat u veiligheidsvoorzieningen aansluit TS-CS-I, TS-CS-E, TS-
OS-L, TS-OS-R).
NB Het eerste open- en sluitmanoeuvre wordt uitgevoerd op lage snelheid om het automatisch inleren van de stophoogtes toe te staan.
10.3 Om er zeker van te zijn dat de elektronische besturing de fabrieksinstellingen heeft, via het volgende menu de waarden herstellen:
MEM > FSET > YES (bevestigen door 1 seconde op ENTER te drukken).
10.4 Voer de regelingen van het menu uit, zoals aangeduid in het hoofdstuk 9. Gebruik de toets OPEN om de openingsbevelen te geven en controleer of de
deur juist werkt.
NB De automatisering herkent automatisch eventuele obstakels tijdens de sluiting (inversie van de) en opening (stoppen van de beweging).
10.5 Sluit de bedieningselementen en veiligheidsvoorzieningen één voor één aan om het sluitmanoeuvre van de deur te beschermen, zoals aangegeven in
hoofdstuk 8.5, en controleer de goede werking.
NB Controleer of de doorgang door de veiligheidssensoren is beschermd, in overeenstemming met de vereisten van de Europese norm EN16005 (bijlage C).
10.6 Sluit de veiligheidsvoorzieningen één voor één aan om het openingsmanoeuvre van de deur te beschermen, zoals aangegeven in hoofdstuk 8.6, en
controleer de goede werking.
NB Indien de afstanden tussen de deur en de vaste delen voldoen aan de eisen van de Europese norm EN16005 (hoofdstuk 4.6.2.1.a), zijn de
veiligheidssensoren in de opening niet nodig (X ≤ 100 en Y ≥ 200).
10.7 Sluit de functieselector aan zoals aangegeven in hoofdstuk 9.4.
10.8 Na inbedrijfstelling moet de gebruiksaanwijzing aan de beheerder van de automatische deur worden overhandigd, inclusief alle waarschuwingen en
informatie, nodig om de veiligheid en goede werking van de automatische deur te handhaven.
NB De fabrikant van de automatische schuifdeur moet zijn eigen systeemidentificatielabel toevoegen.
Naast de volgende lijst met mogelijke storingen, meldt het display waarschuwingen, zoals aangegeven in hoofdstuk 9.5.
23