Regelaar
Model R630
7 - KOPPELING MET HET NET (2F)
- De spanning van de generator moet zoveel mogelijk
gelijk zijn aan de spanning van het net (zie §8 als ge-
bruik wordt gemaakt van de I/O kaart voor het net). Het
contact tussen de klemmen 33, 34 van de klemmen-
strook van de regelaar moet tegelijk met de koppeling
ingeschakeld zijn en moet net zo lang ingeschakeld
blijven tot de generator aan het net gekoppeld is.
Hij moet uitgeschakeld worden tijdens koppeling
tussen generators onderling.
- Indien, onmiddellijk na de koppeling, de stroom abnor-
maal toeneemt, nagaan of de stroomtrafo in parallelbe-
drijf niet omgekeerd is ( 9 en 10 van de klemmenstrook
van de regelaar).
- Indien de koppeling correct is, maar als bij toenemende
belasting de cosØ of de stroom een abnormale waarde
hebben, nagaan of de detectiefasen aan de ingang van
de regelaar goed aangesloten zijn (U, V, W respect. aan
de klemmen 1, 2, 3 bij draaien in de richting van de wij-
zers van de klok of W, V, U, bij draaien in tegengestelde
richting van de wijzers van de klok).
- De waarde van cosØ is normaliter reeds in de fabriek
ingesteld op 0.9. Deze waarde kan bijgesteld worden
door middel van potentiometer P2 van de cosØ-kaart,
door de digitale potentiometer (optioneel) of door een
externe potentiometer (10KΩ-1W) aangesloten op de
klemmenstrook van de regelaar (27,28,29).
- Indien de regulatie van KVAR gebruikt wordt, de klem-
men 48 en 53 van de klemmenstrook kortsluiten. De
instelling wordt gedaan door potentiometer P1 op cosØ-
kaart, de digitale potentiometer (optioneel) of door een
externe potentiometer (10KΩ-1W) aangesloten op de
klemmenstrook van de regelaar (30,31,32).
- Voor de instelling van het statisme, zie handleiding NT
1950080.
8 - SPANNINGSVEREFFENING (3F)
- Volgende procedure mag alleen worden uitgevoerd na
inbedrijfstelling om de overzetverhouding van de trafo
van het net te compenseren.
- Onbelast met de netspanning beeld aanwezig aan de
klemmen 12, 13, 14 van de klemmenstrook van de re-
gelaar.
- De klemmen 35, 36 van de klemmenstrook van de
regelaar kortsluiten.
- P1 van de I/O-kaart NET instellen om dezelfde span-
ning van de generator als die van het net te krijgen.
- De jumper tussen klem 35 en 36 van de klemmen-
strook van de regelaar verwijderen.
- De aanvankelijke instelling is gedaan.
Bij normaal bedrijf moet het contact tussen de klemmen
35 en 36 van de klemmenstrook tijdens de werking van
de synchroschakelaar ingeschakeld worden en na de
koppeling weer uitgeschakeld worden.
NT1959000/a-11/92 f:2/2
46
Inbedrijfstelling
R630
9 - MANUEEL BEDRIJF
- Indien een kaart "manuele modus" gebruikt wordt, kan
de veldstroom van de generator direct gecontroleerd
worden.
- Bij automatisch bedrijf "AUTO", potentiometer P2 op de
manuele kaart instellen om de LED's "HOOG" en
"LAAG" op "UIT" te stellen en de LED "OK" op "AAN".
Op dat moment is de manuele instelling hetzelfde als de
automatische sturing.
- De klemmen 47,48 van de klemmenstrook kortsluiten
om de sturing van de regelaar over te geven aan het
manuele kanaal. De veldstroom moet worden ingesteld
door potentiometer P2 van de kaart, door de digitale
potentiometer veldstr. (optioneel) en door een externe
potentiometer (10KΩ-1W) aangesloten op de klemmen-
strook (30, 52, 23 met cursor op 52 en heetpunt op 30).
- Deze modus kan gebruikt worden voor de inbedrijf-
stelling of om, na problemen, tests uit te voeren. Deze
modus mag niet gebruikt worden bij een afzonderlijke
verrichting omdat men niet snel genoeg de belasting-
variaties kan volgen.
- Bij parallelbedrijf onder belasting, zal er, indien de
generator opeens uitgeschakeld raakt, een overspanning
optreden wegens het feit dat de veldstroom geregeld
wordt voor de belasting, terwijl de generator onbelast is.
In dit geval, zorgt een intern circuit op de kaart ervoor
dat de ingestelde veldstroom verminderd wordt om de
overspanning tot ongeveer 110% van de nominale span-
ning te beperken. De LED "LIMIET" op de voorzijde van
de kaart zal dan gaan branden, en wil men deze LED
uitdoen en weer terugkeren naar de nominale spanning,
dan dient de veldstroom met de hand op een lagere
waarde ingesteld te worden.