NL
1.2. Installatie van het bedieningspaneel
1.
Het bedieningspaneel moet onder de volgende omgevingsomstandigheden in de ruimte worden geïn-
stalleerd:
•
bij een omgevingstemperatuur van 0 °C - 40 °C;
•
bij een relatieve luchtvochtigheid van 20% - 80%;
•
beschermd tegen ongewilde, vallende waterdruppels (IP X0).
2. Aansluiting van het bedieningspaneel vindt plaats via het gat aan de achterzijde of in de bodem.
3.
Het bedieningspaneel kan worden geïnstalleerd in een ingebouwde montagekast of op iedere an-
dere plaats door dit vast te schroeven via de twee gaten in het bevestigingsoppervlak.
4. Het bedieningspaneel moet worden aangesloten op de controllerkast. De installatiekabel van het
bedieningspaneel mag niet langer zijn dan 150 m.
Gebruik voor de montage van het bedieningspaneel alleen de bijgeleverde
schroeven. Verkeerde schroeven kunnen de printplaat beschadigen.
Yellow (A)
Green (B)
De kabeldiktes voor de aansluiting van het bedieningspaneel en voor andere aan-
sluitingen zijn gespecificeerd in het bedradingsschema!
Verwijder de beschermfolie voor dat het kapje op de voorzijde van het bedie-
ningspaneel wordt geklikt!
Yellow (A)
Green (B)
4
Aansluiting van het bedieningspaneel
Yellow (A)
( ) White
(+) Red
Green (B)
( ) White
(+) Red
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
Yellow (A)
( ) White
Green (B)
(+) Red
( ) White
(+) Red
C6_22-02