De opnamemodus starten
■ De modus AUTO (
) gebruiken
Selecteer deze modus om snel en eenvoudig foto's te maken met minimale
gebruikersinteractie.
1. Plaats de batterijen(p.12). Plaats de batterijen en
zorg ervoor dat deze in de juiste richting zitten (+ / -).
2. Plaats de geheugenkaart (p.12). Aangezien deze
camera een intern geheugen van 19MB heeft,
hoeft u geen geheugenkaart te plaatsen.
Als geen geheugenkaart wordt geplaatst, worden
opnamen opgeslagen in het interne geheugen.
Als de geheugenkaart is geplaatst, worden
opnamen opgeslagen op de geheugenkaart.
3. Sluit het klepje voor het batterijvak.
4. Druk op de aan/uit-knop om de camera in te
schakelen.
(Als de datum en tijd die worden weergegeven op
het LCD-scherm onjuist zijn, stelt u deze opnieuw in voordat u een opname
gaat maken.)
5. Selecteer de modus AUTO door aan de keuzeschijf voor modusselectie te
draaien.
6. Wijs met de camera in de richting van het onderwerp en bekijk welke opname
u wilt maken met behulp van de zoeker of het LCD-scherm.
7. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.
INFORMATIE
● Als het kader voor automatische scherptestelling rood wordt wanneer u de
sluiterknop halverwege indrukt, betekent dit dat u niet kan scherpstellen op
het onderwerp. In dat geval is de camera niet in staat een scherpe opname
van een tafereel te maken.
■ De modus PROGRAMMA (
Als u de Programma modus selecteert, worden de
optimale instellingen geconfigureerd voor de
camera. U kunt nog steeds alle functies
configureren, met uitzondering van de
diafragmawaarde en de sluitersnelheid.
1. Selecteer de modus PROGRAMMA door aan de
keuzeschijf voor modusselectie te draaien.
2. Druk op de horizontale smart-knop om
geavanceerde functies zoals opnamegrootte (blz.
28), kwaliteit (blz. 30), meten (blz. 29), continu-
opnamen (blz. 28) te configureren.
※ Raadpleeg pagina's 26-34 voor meer informatie
7
over de menu's.
[Modus AUTO]
) gebruiken
7
[Modus PROGRAMMA]
[17]