04-5
Wielen, banden, remmen
• Til het voertuig op totdat het wiel zich 2 tot 3 cm boven de
grond bevindt.
• Verwijder de wielbouten en vervolgens het wiel.
• Breng het reservewiel (niet standaard meegeleverd) in de
juiste stand over de wielnaaf aan.
• Zet de wielbouten erop en draai ze kruislings licht aan.
• Laat de krik zakken en verwijder hem.
• Draai de wielbouten gelijkmatig aan met de wielsleutel. De
instelwaarde van het aanhaalmoment van de wielbouten
kunt u vinden in de gebruiksaanwijzing van het basisvoer-
tuig.
• Plaats het gedemonteerde wiel in de (evt. aanwezige)
reservewielhouder en sluit deze weer af.
4.7 Remmen
De onderdelen van de reminrichting maken deel uit van de
EG-gebruiksvergunning.
Zodra onderdelen van de reminrichting worden veranderd,
vervalt de gebruiksvergunning. Veranderingen mogen alleen
worden doorgevoerd met toestemming van de fabrikant.
Laat de remmen in uw eigen belang regelmatig onder-
houden door uw Fiat- resp. Renault-garage.
Voor het onderhoud van de reminrichting geldt:
• Controleer regelmatig het remvloeistofpeil.
• Controleer reminrichting en remslangen regelmatig op lek-
kage. Rubberslangen kunnen door marters worden aange-
knaagd.
• Gebruik uitsluitend remolie met dezelfde eigenschappen als
de in het remcircuit aanwezige olie.