10. VOORBEELD VAN BEDRADING
10-1 HET AANSLUITEN VAN DE BEDRADING
• Sluit de bekabeling pas aan nadat het deksel van de bestur-
ingskast verwijderd is, zoals is weergegeven in Afb. 17.
Bedradings-
Deksel van de besturingskast
schema
(Achter)
Voedingskabel
Aardingskabel
∗Verbindingsbekabeling
∗Bedrading
afstandsbediening
∗ Sluit de voedingskabel
niet hier aan.
Daardoor kan de
eenheid
beschadigen.
Klem
Klem (om loskomen te voorkomen)
Trekontlasting (accessoire (10))
• Leid de kabel altijd door een kabeldoorvoeropening.
• Dicht, nadat de bekabeling gemonteerd is, de kabel en de
doorvoeropening af zodat vocht en kleine diertjes niet in het
apparaat terecht kunnen komen.
• Omwikkel de sterkstroom en zwakstroomleidingen met het
afdichtmateriaal (12) op de manier zoals is weergegeven in de
onderstaande afbeelding.
(Vocht of kleine diertjes die het apparaat binnen kunnen komen
kunnen kortsluiting in de besturingskast veroorzaken.)
Goed aanbrengen zodat er geen openingen zijn.
Afdichtmateriaal
(12)
(accessoire)
Draad
[Zo aanbrengen]
Nederlands
Voedingskabel
Aardingskabel
Klem (voor bevestiging)
Zet het geïsoleerde deel van de
kabel vast onder de trekontlasting
(accessoire (9)).
Klem
Klem
Verwijder de klem met een schroevendraaier.
Steek een kabel onder de trekontlasting en
schroef deze vervolgens vast op de
besturingskast.
Penetratiegebied
Buitenzijde
Binnenzijde
apparaat
apparaat
Afb. 17
VOORZORGSMAATREGELEN
• Gebruik voor het bevestigen van de bekabeling de mee-
geleverd klemmen (9) en (10) op de manier zoals is weerge-
geven in Afb. 17 om te voorkomen dat de bekabeling van
buitenaf mechanisch belast kan worden.
• Zet de voedingskabel en de aardingskabel met de binder
vast op de besturingskast.
• Monteer de bekabeling altijd netjes, zorg ervoor dat het dek-
sel van de besturingskast niet omhoog gedrukt wordt en
monteer vervolgens het deksel. Let er bij het bevestigen van
het deksel van de besturingskast op dat de bekabeling niet
wordt afgeklemd.
• Voer de zwakstroombekabeling (kabel naar de afstandsbedi-
ening en de besturingsbekabeling) en de sterkstroombeka-
beling (aarding en voedingsbekabeling) buiten de
airconditioner niet door dezelfde buis en houdt daarbij een
minimale afstand aan van 50 mm. Als ze te dicht bij elkaar
geïnstalleerd worden kunnen elektrische interferentie, storin-
gen en defecten ontstaan.
[ VOORZORGSMAATREGELEN ]
• Meer informatie over hoe u de bekabeling van de afstands-
bediening installeert, vindt u in de "INSTALLATIEHAN-
DLEIDING VOOR DE AFSTANDSBEDIENING".
• Zie bij het monteren van de bekabeling ook het label
"Bedradingsschema" op het deksel van de besturingskast.
• Sluit de bekabeling voor de afstandsbediening aan op de
juiste aansluitingen.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Sluit de voedingskabel nooit aan op het aansluitingen-
blok voor de afstandsbediening of de besturingsbeka-
beling. Hierdoor zal het hele systeem beschadigen.
[ Aansluiten van de bekabeling, de bekabeling voor de
afstandsbediening en de besturingskabel ] (Zie Afb. 18)
Printplaat van de
binnenunit (unit)
P 1 P 2 F 1 F 2 T 1 T 2
R E M O T E
T R A N S M I S S I O N
F O R C E D
C O N T R L
W I R I N G
O F F
Aansluitingenblok (6P)
Bedrading afstands-
bediening
Verbindingsbe-
kabeling
P
P
F
F
1
2
1
2
REMOTE
TRANSMISSION
CONTRL
WIRING
Afb. 18
• Voedings- en aardingkabels
Verwijder het deksel van de besturingskast.
Trek vervolgens de kabels via de doorvoeropening in het
apparaat en sluit ze aan op het aansluitingenblok (3P).
Zorg ervoor dat de isolatiemantel van de kabel tot in de
besturingskast komt.
• Bekabeling voor de afstandsbediening en de besturing
Trek de kabels via de doorvoeropening in het apparaat en
sluit ze aan op het aansluitingenblok (6P).
Zorg ervoor dat de isolatiemantel van de kabel tot in de
besturingskast komt.
Aansluitingenblok (3P)
Voedingskabel
Aardingskabel
Doorvoeropening
L
N
Doorvoeropening
T
T
1
2
FORCED
OFF
11