i
Een specificatie voor de maximale laadstroom
kan nuttig zijn als er geen energiebeheersysteem
beschikbaar is.
2 . Configureer de waarde voor de maximale laadstroom (A)
in de weergave 'Laadstroom' .
De maximale waarde die kan worden ingesteld,
wordt automatisch beperkt door de stroombelastbaar-
heid van het voertuig, de lader en de netaansluiting .
De stroombelastbaarheid van de netaansluiting wordt
door de installateur ingesteld wanneer de lader wordt
geïnstalleerd .
5.5
F R EE CHA RGING
(LADEN ZONDER V E RI FI CATIE
ACTIV ER EN/ DEACTIV ERE N)
Enkel voor servicegebruikers.
i
De OCCP-verbinding in de configuratie van de
lader moet worden uitgeschakeld.
Free Charging maakt laden mogelijk zonder lokale
verificatie of verificatie van de backendserver.
1 . Selecteer de optie 'Autorisatielijst voertuigbeheer' via
de navigatie . De weergave 'Lokale autorisatielijst' wordt
geopend .
2 . Activeer/deactiveer Free Charging .
5.6 AUTOR IS ATIELIJST BEHE REN
Enkel voor servicegebruikers.
De configuratie van de lader kan tot 1000 individuele
voertuigen beheren in de autorisatielijst.
i
De autorisatielijst wordt alleen gebruikt als er
geen OCPP-verbinding is geactiveerd in het
configuratiemenu van de lader.
5. 6. 1 D E R FID- K A A RT TOEVO EGEN AA N DE
AUTOR ISAT IELIJ ST VI A CONFI GURAT IE
VAN D E L ADER
!
Waarschuwing
Risico op letsel door RFID-sensor voor mensen met
een pacemaker of defibrillator.
• Als u een pacemaker draagt, houd dan minstens
60 cm afstand van de RFID-sensor in het voorpaneel
van de lader .
• Als u een defibrillator draagt, houd dan minstens
40 cm afstand van de RFID-sensor in het voorpaneel
van de lader .
i
Naast de meegeleverde RFID-kaarten kunnen ook
alle standaard RFID-kaarten met NFC-Forum-type
1-5 worden gebruikt.
1 . Selecteer de optie 'Autorisatielijst voertuigbeheer' via
de navigatie .
2 . Selecteer RFID-kaart toevoegen . De weergave
'RFID-kaarten instellen' verschijnt .
3 . Houd de RFID-kaart tegen de RFID-sensor op het voor-
paneel van de lader en selecteer 'RFID-kaarten lezen' .
Zodra de RFID-kaart is herkend, wordt de identificatie
van de RFID-kaart (UUID) weergegeven in de weergave
'RFID-kaart instellen' . Bovendien gaat het LED-lampje
van de RFID-sensor kort groen branden .
• Als de RFID-kaart niet correct is herkend, gaat de
LED-lamp van de RFID-sensor op het voorpaneel
rood branden .
• Houd de RFID-kaart opnieuw tegen de sensor .
• Controleer of de RFID-kaart compatibel is met de
lader .
4 . Voer de naam van de RFID-kaart in het veld 'Naam RFID-
kaart' in en sla de instelling op .
De RFID-kaart wordt weergegeven als een geregistreerde
kaart in de weergave 'Lokale autorisatielijst'.
AN DE RE MOG ELIJK HEI D: DE R FID -K AA RT
I N STELLEN ZON DER D EZE TEGE N DE RFI D-
SE NS OR TE HOUDE N
Voorwaarde: De UUID van de RFID-kaart is bekend.
1 . Selecteer de optie 'Autorisatielijst voertuigbeheer' via
de navigatie .
2 . In de weergave 'RFID-kaart instellen' voert u de UUID
(identificatie van de RFID-kaart) en de naam van de
RFID-kaart in .
5.6.2 BE NA MI NG R FI D-K A ART WIJZI GEN
1 . Selecteer de optie 'Autorisatielijst voertuigbeheer' via
de navigatie .
2 . Selecteer de RFID-kaart die bewerkt moet worden .
3 . Wijzig de naam in het veld 'Benaming RFID-kaart' en
bevestig dit door op 'Opslaan' te klikken .
17