4.1 Controleer de dichtheid
Zorg ervoor dat het apparaat koud is
voordat u een lektest uitvoert.
Houd een spuitfles gevuld met een mengsel
van water en zeep (ongeveer 50 ml, mengver-
houding 3:1) of een geschikte lekdetectiespray
gereed.
Open de kraan van de gasfles.
Spuit een kleine hoeveelheid vloeistof op de
aansluitpunten (figuren 1, 2 en 3). Als zich bel-
len vormen, is er een lek.
Ga dan als volgt te werk:
Sluit de kraan van de gasfles weer.
Veeg de aansluitpunten weer droog met een
schone doek.
Draai eventuele lekkende verbindingen vast.
Herhaal het proces totdat er zich geen belletjes
meer vormen en een lek kan worden uitgesloten.
Vervang de gasslang 5 en de drukregelaar
6 onmiddellijk als het lek blijft bestaan.
Herhaal de procedure na het vervangen van de
gasslang en de drukregelaar 6 door de nieu-
we onderdelen.
14
NL
4.2 Bedieningspaneel
Uit positie
Ontstekingspositie / Hoge positie
Lage positie
Opmerking: Om van de uit-stand over te schake-
len naar de contact-stand of omgekeerd, moet u de
knop
ingedrukt houden.
10
4.3 Het apparaat verlichten
Verwijder de toesteldeur 3 aan de handgreep
4 .
Zorg ervoor dat de regelaar
positie staat. Open de kraan van de gasfles en
start onmiddellijk de ontsteking.
De regelaar
heeft zijn eigen ontstekingsme-
10
chanisme. Om te ontsteken houdt u de knop
ingedrukt en draait u hem linksom naar de ont-
stekingspositie. Houd de knop 2-3 seconden in-
gedrukt. Hierdoor wordt de brander ontstoken.
Als de brander niet ontsteekt na een hoorbare
"klik" die door de ontsteker wordt geprodu-
ceerd, draait u de regelaar naar de "uit"-stand
en probeert u het opnieuw.
Als de brander na een aantal pogingen niet ont-
steekt, zet u de regelaar
(UIT) en sluit u het gas af bij de cilinder of re-
gelaar. Wacht 5 minuten en herhaal dan de
bovenstaande stappen.
in de "OFF"
10
in de stand "OFF"
10