4.6 STARTPROGRAMMA
Therm. 1 ste vlamgang
Therm. 2 de vlamgang
Motor
Ontstekingstransfo
Klep 1 ste vlamgang
Vlam 1 ste vlamgang
Klep 2 de vlamgang
Vlam 2d e vlamgang
Vergrendeling
B
Aangeduid door de LED (controlelamp) op de bedienings- en controledoos (4, fig. 1, blz. 1).
5.
ONDERHOUD
De brander moet regelmatig door vaklui worden onderhouden en in overeenstemming met de plaatselijke
wetten en normen.
Onderhoud is noodzakelijk om een goede werking van de brander te verzekeren, om uitermate hoog
brandstofverbruik en dus hoge milieubelastende emissies te vermijden.
Alvorens de brander te reinigen of te controleren, sluit de elektrische voeding af door op de hoofd-
schakelaar te drukken.
BELANGRIJKSTE ONDERHOUDSTAKEN:
Controleer of de aanzuig- en/of terugloopleiding niet verstopt of in slechte staat zijn.
Reinig de filter op de aanzuigleiding (van brandstof) en de filter van de pomp.
Reinig de fotoweerstand (8, fig. 1, blz. 1).
Kijk na of het brandstofverbruik normaal is.
Vervang de verstuiver, (zie fig. 12, blz. 6) en controleer of de elektroden goed geplaatst zijn (fig. 13, blz. 7).
Reinig de branderkop de vlamhaker en de verstuiverlijn.
Laat de brander gedurende een 10-tal minuten op vollast draaien waarbij alle in deze aanwijzingen aan-
gegeven parameters gecontroleerd worden in 1ste en in 2de vlamgang.
Voer daarna een brandstofanalyse uit en controleer:
Temperatuur verbrandingsgassen in de schouw;
Dichtheidsgraad van de verbrandingsgassen volgens de Bacharach-schaal.
2309
Normaal
~
÷
12s
3
28s
In veiligheid (vergrendeling)
bij gebrek aan ontsteking
~
12s
Gehalte CO 2 ;
8
NL
B
5s
D6040
Gehalte CO (ppm);