De gasslang mag niet langer dan 1,5 m
zijn. De gasslang moet voldoen aan de
voorschriften en bepalingen van het land waar
het product wordt gebruikt.
Leg de gasslang als volgt:
–
Zonder draaiingen en knikken
–
Geen contact met andere onderdelen
Gasflessen
GEVAAR! Brand- en explosiegevaar!
m
Berg gasflessen niet op in gebieden met een
temperatuur boven 50 °C.
Berg gasflessen niet op in de buurt van vuur of
brandbare materialen.
Rook niet in de buurt van gasflessen.
Gebruik uitsluitend in de handel verkrijgbare
gasflessen met een inhoud van 5, 8 of 11 kg.
Maximale diameter en hoogte van de gasfles:
300 mm × 580 mm (Ø × H).
max. Ø 300 mm
Dit product wordt niet geleverd met een
gasfles.
Laat de gasfles niet vallen en hanteer deze niet
grof of onjuist.
Als het product niet in gebruik is, moet de
gasfles van het product worden losgekoppeld.
Plaats de beschermkap op de gasfles nadat
de gasfles van het product is losgekoppeld.
De gasfles moet buiten het product worden
opgeslagen.
20 NL/BE
Gasflessen mogen niet worden opgeslagen
in ruimten onder de begane grond, in
trappenhuizen, gangen en doorgangen van
gebouwen of in de directe omgeving daarvan.
De kleppen moeten zijn uitgerust met
klepdoppen en borgmoeren. Gasflessen
moeten rechtop worden opgeslagen, zelfs als
ze leeg zijn.
Gasflessen moeten buiten rechtop en buiten
het bereik van kinderen worden opgeslagen.
De gasfles aansluiten
GEVAAR! Brand- en explosiegevaar!
m
Plaats de gasfles op de gasfleshouder
(afb. I). Plaats de gasfles niet aan de andere
kant van de bodemplaat
Bewaar geen tweede gasfles in de kast.
Voordat u de gasfles op het product aansluit,
moet u alle verontreiniging van de gasfles,
regelaar of brander verwijderen. Er kunnen
onzuiverheden, spinnen en insecten in zitten
en de brander of de venturibuis bij de opening
verstoppen. Een geblokkeerde brander kan
brand onder het product veroorzaken.
Reinig verstopte openingen van de brander
met een pijpenreiniger.
Gebruik geen extra afdichting.
Blokkeer de ventilatieopeningen niet wanneer
u de gasfles gebruikt. De ventilatieopeningen
van de gasfles moeten altijd open blijven.
Controleer voor elk gebruik alle aansluitpunten
op gaslekken. Voer de test uit met zeepsop.
Gebruik geen vlam om lekken op te sporen.
Vervang de gasfles uit de buurt van een
ontstekingsbron.
1. Plaats de gasfles op de gasfleshouder
de bodemplaat
[
2. Sluit de lagedrukregelaar
gasfles en draai deze met de hand vast.
3. Volg de aanwijzingen op die bij de regelaar
worden geleverd.
Op gaslekken controleren
1. Meng 1 deel afwasmiddel met 3 delen water
(ongeveer 50 ml).
2. Draai alle regelaars naar de stand OFF (uit).
[
.
[
]
[
.
]
aan op de
[
]
]
in
]