4.2 Communicatie, parametrering, analyse
• Schakelsignaal voor systeemdrukgrenswaarde�
OUT1 (pen 4)
• Communicatie via IO-Link
OUT2 (pen 2)
• Analoog signaal 4���20 mA / 0���10 V
4.3 Schakelfunctie
OUT1 wijzigt zijn schakeltoestand bij het over- of onderschrijden van de ingestelde
schakelgrenzen (SP1, rP1)� Hierbij kunnen volgende schakelfuncties worden
gekozen:
• Hysteresefunctie / maakcontact: [OU1] = [Hno] (→ afb. 1).
• Hysteresefunctie / verbreekcontact: [OU1] = [Hnc] (→ afb. 1).
Eerst wordt het schakelpunt (SP1) vastgelegd, dan het terugschakelpunt (rP1)�
De hysterese die op deze manier is gedefinieerd, blijft ook behouden bij een
nieuwe wijziging van SP1�
• Vensterfunctie / maakcontact: [OU1] = [Fno] (→ afb. 2).
• Vensterfunctie / verbreekcontact: [OU1] = [Fnc] (→ afb. 2).
De breedte van het venster is instelbaar door de afstand van FH1 tot FL1�
FH1 = bovenste waarde, FL1 = onderste waarde�
P
SP
rP
1
0
1
0
P = systeemdruk; HY = hysterese; FE = venster
Bij de instelling van de vensterfunctie hebben schakel- en terugschakelpunt
een vaste hysterese van 0,25% van het meetbereik�
1
FH
HY
FL
t
Hno
Hnc
NL
2
7