VDH Products BV
Gedurende een aantal dagen (de lengte van het programma, in dit geval 4) wordt op elke dag een temperatuursetpoint ingesteld.
De PROBA110 regelt nu op die dag de temperatuur op de ingestelde waarde. De lengte van een rijpprogramma kan worden
gevarieerd tussen 1 en 9 dagen.
Na het instellen en starten van een rijpprogramma begint de PROBA110 op dag 1. In het voorbeeld is het temperatuursetpoint nu
17,5 C. De PROBA110 regelt de temperatuur naar 17,5 C. Na elke verstreken dag wordt het temperatuursetpoint van de
volgende dag van het rijpprogramma genomen. Na het einde van een rijpprogramma gaat de PROBA110 naar een zogenaamde
STANDBY-mode. De temperatuur hiervan wordt ook ingesteld in het rijpprogramma. Deze STANDBY-mode blijft actief totdat de
rijper het rijpprogramma stopt of een nieuw rijpprogramma start.
Tenslotte kan voordat het programma start nog een opwarmfase plaatsvinden. Gemakshalve wordt deze voorlooptijd dag 0
genoemd. De lengte van de voorlooptijd is variabel en temperatuurregeling tijdens de voorlooptijd is mogelijk.
Als optie kan op de PROBA110 ook een gas, vocht, druk- en/of CO2 sensor worden aangesloten. Wordt een gas concentratie
sensor op de PROBA110 aangesloten, kan de begassing op basis van gasconcentratie plaatsvinden. Wordt de gewenste
concentratie niet binnen de ingestelde tijd bereikt, volgt een alarm. Bij een te hoge gas concentratie kan de beluchting worden
ingeschakeld.
De vochtsensor meet de relatieve vochtigheid in de rijpkamer. Afhankelijk van het gewenste nivo kan de bevochtiging automatisch
worden ingeschakeld. Bij overschrijding van de minimum of maximum grenzen volgt een alarm.
Op basis van het drukverschil over de dozen met bananen kunnen ventilatoren aan- of uitgeschakeld worden. Ook kan er
gealarmeerd worden als het drukverschil te laag wordt.
Met de CO2 sensor kan de beluchting worden geactiveerd als het CO2 nivo boven een ingestelde grenswaarde komt.
1.3
Methode van temperatuurregeling
Op de PROBA110 kunnen maximaal negen temperatuursensoren worden aangesloten.
De PROBA110 kan op twee manieren de temperatuur in de rijpkamer regelen. De eerste methode is op basis van de gemiddelde
producttemperatuur in de rijpkamer. Bij de tweede methode wordt de luchttemperatuur per zone geregeld.
1.3.1
Temperatuurregeling op basis van producttemperatuur
Deze methode van temperatuurregeling komt in grote lijnen overeen met de manier waarop de voorganger van de
PROBA, de BA192, de temperatuur regelt.
Er wordt gebruik gemaakt van maximaal negen, maar meestal drie, productvoelers die in de dozen met bananen worden
gestoken (producttemperatuur). Het zijn productvoelers van het type SM8500 die via krulsnoeren op de aansluitdoosjes
worden bevestigd.
De temperatuur waarop geregeld wordt is het gemiddelde van de aanwezige en actieve productvoelers. De koeling en
verwarming wordt voor de gehele rijpkamer tegelijkertijd in- of uitgeschakeld.
De productvoelers worden ook gebruikt voor het signaleren van waarschuwingen en alarmen.
Als optie kunnen alarmsensoren, type SM8000/2m, worden aangesloten worden. Deze sensoren bewaken de minimum
en maximum temperatuur van de luchtstroom die uit de verdamper komt. Afhankelijk van de ingestelde grenswaarden
wordt bij overschrijding de verdamper (tijdelijk) uitgeschakeld.
In Appendix A (zie pag. 68) wordt een schematisch overzicht gegeven van deze methode van temperatuurregelen.
1.3.2
Temperatuurregeling op basis van luchttemperatuur
Bij de luchttemperatuur-regeling wordt de rijpkamer in maximaal drie zones verdeeld. De luchttemperatuur in elke zone
wordt apart geregeld. De koeling en verwarming worden dus per zone aangestuurd.
Doorgaans wordt in elke zone één regelsensor geplaatst, die in de luchtstroom wordt geplaatst die uit het product komt
(of de verdamper binnengaat). Er wordt gebruik gemaakt van luchtvoelers type SM8300 (bij gebruik van meerdere
regelsensoren in één zone wordt geregeld op het gemiddelde van de regelsensoren).
De regelvoelers worden ook gebruikt voor het signaleren van waarschuwingen en alarmen.
Daarnaast zijn er, als optie, per zone extra sensoren beschikbaar voor waarschuwingen en alarmen (temperatuur te
hoog en temperatuur te laag). Deze voelers worden in de luchtstroom geplaatst die het product ingaat.
In Appendix B (zie pag. 69) wordt een schematisch overzicht gegeven van deze methode.
Document 951619 - versie 3.1
Blad:
5 van 64