VDH Products BV
1405
1501
1601
1602
1606
1610
3.1.4
Instelling van de alarmen van de PROBA110
In de categorie alarmen en waarschuwingen zijn instelbaar:
Parameter
Toelichting:
1701
1713
1750
1760
1801
1803
1816
1817
1819
Document 951619 - versie 3.1
Met deze instelling kan men de PROBA110 gevoelig (0) of juist minder gevoelig (5) maken voor temperatuurs-
wijzigingen. Deze functie is handig bij het afregelen van de temperatuursensoren.
Met deze functie kan de lengte van 'één dag' worden ingesteld. Wil men meerdere setpoint binnen 24 uur
realiseren, kan men de lengte van één dag verkorten.
Wordt de geprogrammeerde gas concentratie niet binnen de hier geprogrammeerde tijd gehaald, volgt een
alarm (alleen als gas sensor aanwezig).
De ventilatie kan worden ingeschakeld (eventueel ook tijdens het begassen) als het maximaal geprogram-
meerde nivo aan ethyleen gas wordt bereikt. Dit om te voorkomen dat ontoelaatbaar hoge concentraties
ethyleen worden bereikt (alleen als gas sensor aanwezig..
Bij een te hoog CO2 nivo kan de ventilatie kan worden ingeschakeld, eventueel ook tijdens het begassen
(alleen als CO2 sensor aanwezig).
Wordt geen gas sensor gebruikt en op basis van tijd begast via een centraal begassingssysteem, kan,
wanneer meerdere cellen tegelijkertijd begassen, er onvoldoende gas in de cel stromen.
Dit kan worden voorkomen door verschillende carrousellen te maken. Binnen een carrousel kan maximaal een
cel begassen. Wil een andere cel uit dezelfde carrousel gaan begassen, wacht deze totdat de andere cel
gereed is.
Wordt een 0 geprogrammeerd, is de carrouselfunctie niet actief en kan er altijd begast worden (bijvoorbeeld
als een gas sensor wordt toegepast).
Omschrijving
1700
Instellen alarmen
1450
Toewijzing alarm relais
Er zijn twee sets absolute minimum- en maximum alarmen beschikbaar, elk met hun eigen tijdvertraging. Ook
zijn twee sets relatieve minimum- en maximum alarmen aanwezig, elk met hun eigen tijdvertraging. De
relatieve alarmen zijn gekoppeld aan het setpoint.
Per temperatuurvoeler kan een keuze uit een van deze sets worden gemaakt. Bij overschrijding van de
alarmgrenzen volgt een foutmelding in het display.
Verder kan er een minimum- en maximum luchttemperatuur worden ingesteld. Is er een luchttemperatuur-
alarm-sensor aanwezig, dan zal deze sensor bij het overschrijden van de temperaturen resp. de koeling en
verwarming uitschakelen.
Er is ook een relatieve minimum- en maximum luchttemperaturen. Deze temperaturen zijn gekoppeld aan het
setpoint. Wordt een relatief minimum of maximum overschreden, dan wordt de koeling resp. verwarming
uitgeschakeld. Dit kan overigens alleen als er ook luchttemperatuur-alarm-sensor(en) aanwezig zijn.
Bij overschrijding van de RH alarmgrenzen volgt een foutmelding in het display.
Bij overschrijding van de druk alarmgrenzen volgt een foutmelding in het display.
Deze parameter bepaalt of het absoluut minimum/maximum alarm 1 altijd actief is, of alleen tijdens de regeling
(programma of standby).
Bij een absoluut minimum/maximum alarm 1 kan geen alarm relais worden geactiveerd, het niet fatale alarm
relais of het fatale alarm relais.
Deze parameter bepaalt of er een alarm relais geactiveerd moet worden als er een voeler defect is. Is geen
enkele regelsensor aanwezig, wordt automatisch het fatale alarm relais geactiveerd. Het fataal alarm relais
wordt ook geactiveerd als er geen enkele temperatuur sensor meer aanwezig is.
Met deze parameter kan worden ingesteld of het fataal alarm relais, nadat op de ALARM RESET toets is
gedrukt, weer in de normale stand terugvalt of geactiveerd blijft totdat de oorzaak van het alarm is opgelost.
Wordt deze parameter op 0 gezet, zal de regeling stoppen bij een extern fataal alarm.
Blad:
35 van 64