instellingenscherm
INSTELLINGEN
U kunt de standaard camera-informatie, PTZ, video en audio, netwerk, gebeurtenis, analyse, systeem-en open
platform-instellingen configureren.
1. Klik op het live-scherm op de knop [Instellingen (
2. Het instellingenscherm verschijnt.
BASIC-INSTELLINGEN
Videoprofiel
1. Selecteer in het Instellingenmenu het <Basic (
2. Klik op <Videoprofiel>.
3. Selecteer PTZ-modus. (XNB-6005: Externe PTZ / Digitale
PTZ ondersteund, XNO-6085R: Digitale PTZ ondersteund)
PTZ-modus kan worden geactiveerd door dit te selecteren
terwijl de camera zich aan de buitenkant bevindt.
Bij aansluiten op de camera vanaf een externe NVR, ISV,
onze SmartViewer, en als de PTZ-regelopdracht hiervandaan
wordt verstuurd, is de PTZ-modus die de beheerder reeds
heeft geselecteerd, de modus die wordt gebruikt voor
bediening.
Als digitale PTZ-modus wordt geselecteerd, wordt het alleen
uitgevoerd in profielen waar digitale PTZ is geselecteerd.
Wanneer de digitale PTZ-modus wordt geselecteerd, zijn de
resolutie en de bitsnelheid beperkt.
4. Stel de <Verbindingsbeleid videoprofiel> in.
• Verbinding behouden wanneer profielinstelling wordt
gewijzigd: Output maakt gebruik van dezelfde instellingen, zelfs wanneer de instellingen van het actieve
profiel worden gewijzigd.
Wanneer deze optie niet is geselecteerd en u een profiel wijzigt die door een bestaande verbinding
wordt gebruikt, wordt de desbetreffende verbinding gereset.
5. Selecteer alle profieleigenschappen.
Voor meer details, zie "Een video profiel toevoegen/wijzigen". (pagina 34)
6. Selecteer een type profiel.
Het contextmenu kan afwijken, afhankelijk van het geselecteerde codectype.
`
• Standaardprofiel: Als u de Webviewer gebruikt en er geen profiel is geselecteerd, wordt het standaard
videoprofiel toegepast.
• Profiel e-mail/FTP: videoprofiel dat moet worden overgezet naar de opgegeven e-mail- of FTP-locatie.
Alleen de MJPEG-codec kan worden ingesteld als het e-mail/FTP-profiel.
`
• Opnameprofiel : Dit is het profiel dat wordt toegepast op video-opname.
• Profiel Digitale PTZ : Profiel dat toegepast wordt bij gebruikmaking van de PTZ.
Voeg een digitaal PTZ-profiel toe om PTZ te gebruiken.
`
7. Selecteer of u al dan niet audio aan de video wilt toevoegen.
Vink het <Audio-In> selectievakje aan en u kunt audio aan de video toevoegen.
)].
)> tabblad.
8. Stel op basis van uw situatie de ATC-modus (Auto Transmit Control) in.
• ATC-modus : Hiermee worden de video-eigenschappen
aangepast volgens de verschillen in de netwerkbandbreedte,
waarmee de bitsnelheid wordt bepaald. De bitsnelheid
regelen hangt af van de ATC-modus.
- Framesnelheid bepalen : Verminder de framesnelheid als de netwerkbandbreedte daalt.
- Compressie bepalen : Bepaal de compressienelheid als de netwerkbandbreedte daalt.
De compressieregeling kan leiden tot verslechtering van de beeldkwaliteit.
- Gebeurtenis(MD) : Geactiveerd wanneer de bewegingsdetectie (MD) gebeurtenis is ingesteld. De
beeldfrequentie wordt aangepast wanneer er een gebeurtenis plaatsvindt.
Als er geen beweging gedetecteerd wordt in de omgeving, wordt het minimale aantal beelden
uitgezonden om het gebruik van de bandwijdte te sparen.
Indien <Bitrate-besturing> op <CBR> is ingesteld, wordt de coderingprioriteit volgens de ATC-modus als volgt bepaald:
`
Bitrate-besturing /
Framesnelheid bepalen
ATC-modus
CBR
Compressie
• Gevoeligheid : Bepaal de overdrachtsnelheid volgens de verschillen in de netwerkbandbreedte.
De overdrachtsnelheid wordt op het hoogste niveau ingesteld indien de bandbreedte <Zeer hoog> is en
op het laagste niveau indien de bandbreedte <Zeer laag> is.
• Limiet : Indien de kwaliteit of de framesnelheid aangepast wordt, wordt de eigenschap gewijzigd in de
toegepaste waarde (%) tegenover de vorige instelwaarde (100%).
Let op, als u de waarde van de eigenschap te veel verlaagt, kan het scherm gaan flikkeren. Het is dus
aan te raden om de waarde binnen de grenzen te regelen.
U kunt de ATC-bediening het beste alleen toepassen voor camera's die ATC ondersteunen.
`
J
Stel de ATC-gevoeligheid in op <Zeer laag> in een netwerkomgeving met grote verschillen in de netwerkbandbreedte.
`
Indien de netwerkverbinding onstabiel is, kan het scherm flikkeren.
`
9. Selecteer ingeschakeld of uitgeschakeld functie Crop Encoding.
Voor meer details, zie "Crop Encoding gebruiken". (pagina 35)
• Bereik codering : Dit knipt alleen het geselecteerde gebied uit het volledige scherm en voert het uit met
de resolutie die in <Profiel-instelling> is gespecificeerd.
De resolutie zou minder moeten zijn dan het gebied ingesteld in Crop Encoding.
10. Klik wanneer u klaar bent op [Toepassen].
Compressie bepalen
Gebeurtenis(MD)
Beeldsnelheid
Beeldsnelheid
Nederlands _33