Probleem
Lage gemiddelde
uitgang
De gevoeligheid van
detector zal met de
loop der tijd variëren
Luchtstroomstoring
'Luchtstroom laag'
foutbericht
'Luchtstroom hoog'
foutbericht
Kan de voorklep niet
meer terugplaatsen
LaserSense HSSD-2 Rookaanzuigdetectiesysteem Installateurshandboek
Oplossing of corrigerende maatregel
Controleer of de stofscheider(filter) vervangen moet worden (raadpleeg
"Stofscheidingsconditie" op pagina 56 voor meer informatie) en de
luchtstuwkamer schoon is. De kamer kan verstopt raken als er
bijvoorbeeld zware bouwactiviteiten hebben plaatsgevonden bij de
aanzuigbuizen. In dat geval is er misschien reparatie in de fabriek nodig.
De detector is niet ontworpen om grote hoeveelheden stof en grof afval
te kunnen verwerken.
De dichtheid aan deeltjes kan om vele redenen variëren. Het ClassiFire-
systeem is ontworpen om dit automatisch te compenseren om de kans op
ongewenste alarmen door normale variaties in het rookgehalte van de
lucht te verkleinen. Binnen de grenzen die door de ClassiFire-alarmfactor
worden gesteld, is dit een normaal onderdeel van de werking van de
detector.
Deze vinden plaats als de luchtstroomsnelheid in de detector de
voorgeprogrammeerde instellingen overschrijdt. Aangezien de detector
de stroominstellingen 'leert' bij de installatie, betekent dit meestal dat er
een verandering in de omstandigheden heeft plaatsgevonden. Een
bovengrensstoring kan erop wijzen dat er een aanzuigbuis beschadigd is
en een ondergrensstoring kan erop wijzen dat de buis verstopt is door
bijv. nabijgelegen bouwwerkzaamheden.
Als de detectoringang aangezogen wordt uit een gebied en de uitlaat
zich in een ander gebied bevindt met een andere druk (bijv. als de
detector zich in een dakruimte bevindt en de aanzuiging in een gesloten
ruimte), kan dit leiden tot stromingsstoringen. In dit geval is het nodig om
een buis van de uitlaat naar het beschermde gebied te leiden om een
nominale stroming te garanderen.
Controleer of de buis met de foutmelding niet verstopt is.
Indien de buis niet wordt gebruikt, controleer dan of de stroomsensor
voor deze buis is uitgeschakeld. (Raadpleeg "Luchtstroomcontrole" op
pagina 51 in Hoofdstuk 3 voor meer details.)
Controleer of de storingsdrempel voor luchtstroom laag niet te hoog is
ingesteld. (Raadpleeg "Luchtstroomcontrole" op pagina 51 voor meer
informatie.)
Een mogelijkheid is het verhogen van de ventilatorsnelheid.
(Raadpleeg "Aspirator-snelheid" op pagina 50 voor meer informatie.)
Controleer of de buis zo ver mogelijk in de ingang is geduwd en niet
gebroken of gescheurd is.
Controleer of het geïnstalleerde buizennetwerk voorzien is van
afsluitdoppen. PipeCAD-buisontwerpsoftware geeft aan dat u de juiste
afsluitdoppen moet gebruiken. Buizen met open diameters worden niet
aanbevolen.
Controleer of de storingsdrempel voor luchtstroom hoog niet te laag is
ingesteld. (Raadpleeg "Luchtstroomcontrole" op pagina 51 voor meer
informatie.)
Een mogelijkheid is het verlagen van de ventilatorsnelheid.
(Raadpleeg "Aspirator-snelheid" op pagina 50 voor meer informatie.)
Controleer of de uitsparing in de bovenrand correct achter de
beschermrails van het chassis is geplaatst.
Controleer of de sleutel in de ontgrendelde positie is gedraaid (linksom).
Hoofdstuk 5: Problemen oplossen
65