Stalling
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, zet de maai-eenheid in de
TRANSPORTSTAND
werking, schakel de motor uit en verwijder het
sleuteltje.
2.
Reinig de maai-eenheid grondig en let daarbij
speciaal op de volgende punten:
•
De onderkant van de maai-eenheid
•
Ruimte onder de drijfriemkap van de
maai-eenheid
•
de aftakas,
•
alle smeernippels en draaipunten.
3.
Controleer de bandendruk van de voor-
en achterbanden van de tractie-eenheid
en pas aan indien nodig; raadpleeg de
Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.
4.
Slijp alle messen en vervang indien nodig
beschadigde messen; zie
slijpen (bladz. 29)
29).
5.
Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet
ze vast indien nodig.
6.
Smeer of olie alle smeernippels en draaipunten,
en veeg overtollig smeermiddel weg; zie
maai-eenheid smeren (bladz.
7.
Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of
geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt
worden. Deuken herstellen.
, stel de parkeerrem in
De maaimessen
en
Messen vervangen (bladz.
23).
De
31