de parkeerrem in werking, zet de motor af en
verwijder het sleuteltje uit de contactschakelaar.
2.
Ondersteun de omhooggebrachte maai-eenheid
met kriksteunen.
3.
Controleer de messen op beschadigingen.
Besteed in het bijzonder aandacht aan
het bevestigingsmateriaal, de snijrand en
het montagegat
(Figuur
beschadigde messen en bevestigingen.
Figuur 21
1. Snijrand
4.
Inspecteer de messen op overmatige slijtage;
gebruik hierbij de slijtagemarkering
Vervang een mes dat versleten is tot aan de
slijtagemarkering.
Figuur 22
1. Slijtagemarkering
5.
Zorg dat al de mesbouten aangedraaid zijn met
een torsie van 45 N·m.
6.
Neem elk mes vast en zorg dat er in totaal niet
meer dan 3 mm speling is langs weerszijden van
de rotor. Als er in totaal meer dan 3 mm speling
is, vervang dan het mes.
7.
Controleer voor elk mes en het tegenoverlig-
gende mes of er een gewichtsverschil tussen
de twee is.
Opmerking:
Het gewichtsverschil tussen een
mes en het tegenoverliggende mes mag niet
groter zijn dan 10 gram.
21). Vervang alle
g034632
2. Montagegat
(Figuur
22).
g034634
GEVAAR
Een versleten of beschadigd mes kan breken
en een stuk van het mes kan naar u of naar
omstanders worden uitgeworpen en ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
• Controleer op gezette tijden de
maaimessen op slijtage of beschadigingen.
• Vervang een versleten of beschadigd mes.
Tips voor bediening en
gebruik
SNEL-stand gashendel/Rijsnel-
heid
Om tijdens het maaien genoeg vermogen voor de
machine en de maai-eenheid te behouden, moet u de
gashendel op Snel zetten en uw rijsnelheid aanpassen
aan de omstandigheden. Verlaag de rijsnelheid
naarmate de belasting op de maai-eenheid toeneemt.
Verhoog de rijsnelheid naarmate de belasting op de
maai-eenheid afneemt.
Maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen om te
voorkomen dat er na verloop van tijd voren op de
grasmat ontstaan. Dit zorgt ook voor een betere
verspreiding van het maaisel, wat de vertering en
bemesting ten goede komt.
Maaisnelheid
Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien
bij een lagere rijsnelheid.
Gras niet te kort afmaaien
Als de maaibreedte van de maai-eenheid groter is
dan die van de maaier die u voorheen gebruikte, zet u
de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u
dat oneffenheden te kort worden afgemaaid.
Kies de juiste maaihoogte-
instelling voor de omstandigheden
Verwijder bij het maaien ongeveer 2,5 cm of niet meer
dan ⅓ van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en
dicht gras moet u wellicht de snelheid aanpassen
en/of de maaihoogte-instelling een stap omhoog
zetten.
19