MAN0514 uitgave 10 april 2012
2106M0502
3. Installatie en bediening
Dit hoofdstuk beschrijft de volgende onderwerpen:
•
hoe de Sensepoint-sensors voor brandbare en toxische gassen te installeren
•
hoe de accessoires van de sensor te installeren
•
a anvullende details voor het monteren van de sensor in systemen met
geforceerde lucht en met aangezogen lucht
•
details over de bediening
•
instructies voor de kalibratie
•
foutdiagnose
3.1 DE SENSOR INSTALLEREN
Algemene installatierichtlijnen
Houd bij het installeren van de sensor rekening met de volgende algemene punten.
•
De installatie moet worden uitgevoerd bij uitgeschakelde voeding door een gekwalificeerd
technicus.
•
Alle Sensepoint-modellen moeten worden uitgerust met een geschikte, goedgekeurde Ex d-,
Ex e- of Ex tb-aansluitdoos die voorzien is van een goedgekeurd kabelpakking en klemmenblok.
•
Zorg ervoor dat de schroefdraad van de aansluitdoos overeenstemt met de schroefdraad
gemarkeerd op de sensor.
•
De sensor moet worden gemonteerd in een schroefgat of tapgat in de aansluitdoos en
worden bevestigd met een borgmoer als een parallelle schroefdraad wordt gebruikt.
•
Installeer de sensor op een locatie die vrij is van rechtstreekse warmtebronnen.
•
Voor optimale bescherming tegen insijpelend water moet de sensor naar beneden gericht worden
geïnstalleerd. Deze stand biedt de beste detectiegevoeligheid terwijl de sensor beschermt blijft
tegen water en stof.
•
Bij het monteren van de aansluitdoos en de sensor moet rekening worden gehouden met
de dichtheid van het doelgas in verhouding met de lucht. Bovendien moet rekening worden
gehouden met eventueel rondspattende vloeistoffen. Wanneer bijvoorbeeld de sensor dicht bij de
vloer is gemonteerd, kan modder het gasdiffusiemembraan bespatten.
•
Monteer de sensor niet in direct zonlicht.
•
Wanneer de sensor wordt gemonteerd in snel stromend gas of in stofstromen (bv. luchtkanalen),
moet al het blootgestelde metaalwerk in de gasstroom correct worden geaard om de lading en
ontlading van statische elektriciteit te vermijden (zie 3.1.4).
•
Houd bij de installatie rekening met enkele belangrijke punten zoals de beste plaats voor het
detecteren van mogelijk gaslekken, gaskarakteristieken en ventilatie. Verder moet de sensor
worden geïnstalleerd op een plaats waar de kans op mechanische beschadiging het kleinst is.
•
Deze apparatuur is ontwikkeld en gebouwd om te voorkomen dat er mogelijke
ontstekingsbronnen ontstaan, zelfs in het geval van frequente storingen of defecten van
de apparatuur. Bij de sensors voor toxische gassen is de elektrische ingang beveiligd met
een zekering. Bij de LEL-, PPM- en HT-versies voor brandbare gassen, moet de regelkaart
een zekering met geschikte nominale uitschakelstroom hebben. Voor details over de
systeemaansluitingen, raadpleegt u de documentatie voor het desbetreffende besturingssysteem.
14
Sensepoint