DOMIcompact C 24 D
2. INSTALLATIE
2.1 Algemene Regels
Dit apparaat mag alleen bestemd worden voor het doel waarvoor het uitdrukkelijk is uitgerust.
Dit apparaat dient voor het verwarmen van water op een temperatuur die lager ligt dan die van
het kookpunt bij atmosferische druk en moet worden aangesloten op een verwarmingsinstallatie
en/of een distributiesysteem van warm water voor sanitair gebruik, die compatibel zijn met
de kenmerken, prestaties en het thermisch vermogen van het apparaat. Ieder ander gebruik moet als
oneigenlijk worden beschouwd.
DE INSTALLATIE VAN DE VERWARMINGSKETEL WORDT UITSLUITEND UITGEVOERD DOOR GESPE-
CIALISEERD EN VAKBEKWAAM PERSONEEL, EN OVEREENKOMSTIG ALLE INSTRUCTIES VERMELD
IN DEZE TECHNISCHE HANDLEIDING, DE WETGEVINGEN TER ZAKE, DE BEPALINGEN VAN DE NBN
D51-003-NORMEN, EVENTUELE PLAATSELIJKE NORMEN, EN VOLGENS DE CORRECTE TECHNISCHE
WERKWIJZEN.
Onjuiste installatie kan lichamelijk letsel van
personen en dieren en materiële schade tot
gevolg hebben, waarvoor de fabrikant niet
aansprakelijk kan worden gesteld.
2.2 Installatieplaats
Het apparaat heeft een geheel gesloten
verbrandingscircuit ten opzichte van de in-
stallatieomgeving, waardoor het toestel in
elke ruimte kan worden geïnstalleerd. De
installatieomgeving moet in elk geval van
voldoende ventilatie voorzien zijn om te
voorkomen dat er gevaarlijke situaties on-
tstaan in geval van gaslekken, hoe miniem
dan ook. Deze veiligheidsnorm wordt op-
gelegd door de EEG-richtlijn 90/396 voor
alle gasapparaten, ook voor de zogeheten
gesloten apparaten.
In de installatieruimte mogen zich geen
stofdeeltjes, ontvlambare voorwerpen
of materialen of corrosief gas bevinden.
Het vertrek moet droog zijn en mag niet
onderhevig zijn aan vorst.
De verwarmingsketel is geschikt om aan
een wand te worden opgehangen. In het
achterframe van het apparaat zitten uit-
sparingen voor bevestiging aan de wand
door middel van schroeven met metalen
pluggen. De bevestiging aan de wand
moet stabiele en effi ciënte ondersteu-
ning van de generator garanderen. Als het
apparaat wordt omsloten door meubels of
als er meubels naast worden gemonteerd,
moet er ruimte worden vrijgehouden om
de normale onderhoudswerkza amheden
te kunnen uitvoeren. Afb. 3 en tab. 4 geven
de minimale ruimten weer, die rondom het
apparaat vrijgelaten dienen te worden.
A
Afb. 3
A
33