LAS- EN SNIJVONKEN
KUNNEN BRAND OF
EXPLOSIES
VEROORZAKEN.
6.a. Verwijder brandgevaren uit de laszone. Als dit niet mogelijk is,
voorkom dan dat de lasvonken aanleiding kunnen geven tot brand.
Vergeet niet dat lasvonken en heet materiaal van lassen makkelijk
doorheen kleine barsten en openingen in belendende zones kunnen
dringen. Las niet vlakbij waterlijnen. Hou altijd een brandblusapparaat
bij de hand.
6.b. Daar waar perslucht gebruikt wordt, moeten extra
voorzorgsmaatregelen getroffen worden om gevaarlijke situaties te
voorkomen. Raadpleeg "Veiligheid bij het Lassen en Snijden" (ANSI
Standaard Z49.1) en de gebruiksinformatie voor de gebruikte
uitrusting.
6.c. Wanneer niet gelast wordt, moet men ervoor zorgen dat geen enkel
deel van het circuit van de elektrode in aanraking komt met het
werkstuk of de aarding. Accidenteel contact kan leiden tot
oververhitting en brandgevaar.
6.d. Verhit, snij of las geen tanks, trommels of containers tot de nodige
stappen ondernomen zijn om er zeker van te zijn dat bij deze
procedures geen ontvlambare of toxische dampen vrijkomen aan de
binnenkant. Dit kan immers tot een explosie leiden, zelf na een
"reinigingsbeurt". Voor informatie, schaf het document
"Recommended Safe Practices for the Preparation for Welding and
Cutting of Containers and Piping That Have Held Hazardous
Substances" AWS F4.1 aan bij de American Welding Society (het
adres taat eerder vermeld).
6.e. Verlucht holle gietstukken of recipiënten vooraleer te verwarmen, te
snijden of te lassen. Anders kunnen ze ontploffen.
6.f.
De lasboog geeft vonken en spatten af. Draag olievrije beschermende
kleding zoals lederen handschoenen, een zwaar hemd, een broek
zonder omslagen, hoge schoenen en een haarkap. Draag oordoppen
wanneer buiten positie of in gesloten ruimten gelast wordt. Draag altijd
een veiligheidsbril met zijschermen bij het lassen.
6.g. Sluit de werkkabel aan op het werkstuk zo dicht mogelijk bij de plaats
waar gelast moet worden. Werkkabels die aangesloten worden op de
structuur van het gebouw of andere locaties uit de buurt van de
laszone vergroten de kans dat de lasstroom doorheen hijskettingen,
kraankabels of andere circuits gaat. Dit kan brand of oververhitting
veroorzaken van de hijskettingen of kabels, die uiteindelijk niet meer
zullen werken.
6.h. Zie ook item 1.c.
6.I.
Lees en respecteer NFPA 51B " Standard for Fire Prevention During
Welding, Cutting and Other Hot Work", uitgegeven door NFPA, 1
Batterymarch Park, PO box 9101, Quincy, Ma 022690-9101.
6.j.
Gebruik geen lasvoedingsbron om leidingen te ontdooien.
EEN BESCHADIGDE CILINDER KAN
ONTPLOFFEN.
7.a. Gebruik alleen persgascilinders die het correcte
afschermgas bevatten voor het proces in kwestie
en aangewezen regelaars voor het gas en de druk.
Alle slangen, verbindingen,... moeten geschikt zijn
voor de toepassing en altijd in goede staat
gehouden worden.
7.b. De cilinders moeten altijd rechtop staan en stevig vastgeketend
worden aan een ondergrond of vaste steun.
7.c. De cilinders mogen niet opgeslagen worden:
Op plaatsen waar ertegen gestoten kan worden of waar ze
•
beschadigd kunnen worden.
Te dicht bij booglas- of snijhandelingen en andere hittebronnen,
•
vonken of naakte vlammen.
7.d. De elektrode, de elektrodehouder of andere elektrisch "hete"
onderdelen mogen nooit in aanraking komen met de cilinders.
7.e. Hou het hoofd en gezicht weg van de uitlaatklep van de cilinder
wanneer deze geopend wordt.
7.f.
De klepbeschermkap moet altijd op zijn plaats zitten en met de hand
dichtgedraaid worden, behalve wanneer de cilinder in gebruik is of
aangesloten wordt om gebruikt te worden.
7.g. Lees en respecteer de instructies inzake persgascilinders, bijhorende
uitrustingen, en de CGA-uitgave P-l, "Precautions for Safe Handling of
Compressed Gases in Cylinders", uitgegeven door de Compressed
Gas Association 1235 Jefferson Davis Highway, Arlington, VA 22202.
VOOR ELEKTRISCH
AANGEDREVEN
UITRUSTINGEN.
8.a. Zet de voedingsbron uit met de schakelaar in de zekeringenkast
vooraleer aan de uitrusting te gaan werken.
8.b. Installeer uitrustingen in overeenstemming met de U.S. National
Electrical Code, alle lokale voorschriften en de aanbevelingen van de
fabrikant.
8.c. Aard de uitrustingen in overeenstemming met de U.S. National
Electrical Code en de aanbevelingen van de fabrikant.
6
VEILIGHEID