DONNING-PROCEDURE ADEMHALINGSAPPARAAT
WAARSCHUWING
Veiligheid ademhalingsapparaat
Betreed geen gevaarlijke zone als u niet zeker bent dat het
•
ademhalingsapparaat waarover u beschikt correct werkt en
goed gedragen is.
Als een alarm weerklinkt of de blazer trilt, moet de
•
gecontamineerde zone onmiddellijk verlaten worden. Neem het
ademhalingsapparaat niet af tot u zich op een veilige plaats
bevindt.
Het wordt aanbevolen dat de gebruiker de donning-procedure
•
onder de knie heeft en weet hoe hij het ademhalingsapparaat
moet dragen vooraleer hem daadwerkelijk in gebruik te nemen
voor de bescherming van de ademhalingswegen.
Gebruik het aangedreven luchtzuiverend ademhalingsapparaat
•
niet zonder alle filtercomponenten of met uitgeschakelde
blazer, anders kunnen zich gevaarlijke niveaus van zuurstof en
kooldioxide ophopen in de helm .
Donning ademhalingsapparaat
OPMERKING: Zorg ervoor dat alle voorbereidende procedures
voltooid zijn.
1.
Plaats de blazer onder op de rug met de slang naar boven
gericht. Steek de armen door de draagriemen, schik ze op uw
schouders en maak de riem vast rond uw middel. Regel de
draagriemen en de riem rond uw middel zodat de blaasunit
correct onder op uw rug zit.
2.
Start de blaasunit door te drukken op de ON-knop. Regel het
luchtdebiet.
3.
Sluit de slang aan op de helm. Zet de helm op en regel hem
zodat hij comfortabel zit. Trek de afdichting rond het gelaat aan
zodat er geen lucht doorheen kan.
Het ademhalingsapparaat verwijderen
OPMERKING: Verlaat de gecontamineerde zone vooraleer de
helm en blaasunit af te doen.
1.
Doe de helm af en koppel de slang af.
2.
Zet de blaasunit uit door op de knop OFF te drukken.
3.
Maak de riem rond uw middel en de draagriemen los, en haal
de blaasunit van uw rug.
Na gebruik moeten de componenten van het ademhalingsapparaat
schoongemaakt, nagekeken en voorbereid worden op een volgend
gebruik (opladen batterij).
VIKING PAPR 3350 LASHELM
ONDERHOUD EN OPSLAG ADEMHALINGSAPPARAAT
Vervang beschadigde of vuile luchtfilters. De filters kunnen niet
•
gewassen of gereinigd worden met perslucht. Gebruik een
vuile luchtfilter nooit opnieuw.
Gebruik nooit solventen of schuurmiddelen om het
•
ademhalingsapparaat schoon te maken. Hou water en andere
vloeistoffen uit de blazer.
Hou nauwgezette notities bij over elke vervanging van de filters en
onderhoud van het ademhalingsapparaat.
De componenten van het ademhalingsapparaat moeten na elk
gebruik schoongemaakt worden. Gebruik een zachte doek
bevochtigd met een milde zeepoplossing om alle externe
oppervlakken van de blaasunit schoon te maken. Laat drogen.
Factoren zoals het gebruik van het product en de
contaminatieniveaus van de werkplaats hebben een invloed op de
levensduur van de filters. Vervang de filters als het luchtdebiet
afgenomen is omwille van vuil. Respecteer het schema voor de
vervanging van de filters opgesteld door uw verantwoordelijke voor
de veiligheid en de hygiëne op de werkplaats.
Het is een goed idee de blazer en ademhalingsslang na elk gebruik
te controleren. Vervang de slang als die beschadigd is of vuil is aan
de binnenkant.
Bewaar het ademhalingsapparaat op een scone, droge en koele
plaats met verwijderde filter en batterij, indien u het apparaat voor
langere tijd niet zult gebruiken.
18
WAARSCHUWING