Type 4: Alarm bij het niet respecteren van de instructiewaarde.
Het gevraagde debiet kan niet constant worden gehouden omdat de onder- of bovengrens voor het functioneren
van de motor is bereikt.
Zie 4 in onderstaande tabel.
Type 5: Alarm bij gegevensfouten in het controlecircuit.
Om dit probleem op te lossen moet u een TOTAL RESET doen in de advanced SET UP.
Indien het probleem aanhoudt dan moet u het TAC4 DG circuit naar ons terugsturen voor controle.
Zie 5 in onderstaande tabel.
Type 6: Een brandalarm dat door een extern detectiesysteem wordt gesignaleerd (via een extern contact).
Zie 6 in onderstaande tabel. Zie §3.5.4 voor details.
Na een brandalarm moet u een RESET uitvoeren (via de SET UP van de RC TAC4 of via de RESET knop op het
TAC4 DG circuit) om naar de normale werking terug te keren.
Type 7: Een onderhoudsalarm (via advanced SET UP):
ALARM SERVICE : Dit alarm geeft aan dat het aantal draaiuren van de ventilatoren de ingestelde limiet heeft
bereikt. Dit alarm zal de ventilatoren niet doen stoppen.
VEN.STOP SERVICE : Dit alarm geeft aan dat het aantal draaiuren van de ventilatoren de ingestelde limiet heeft
bereikt. Dit alarm zal de ventilatoren doen stoppen.
Zie 7 in onderstaande tabel.
Type 8: Een communicatie alarm tussen het TAC4 DG circuit en het RC TAC4.
Dit alarm signaleert een communicatieprobleem tussen de verschillende modules van de TAC4 DG regeling.
Zie 8 in onderstaande tabel.
Type 9: Een temperatuurvoeler alarm van T1/T2/T3.
Dit alarm signaleert een probleem met 1 van de voelers T1/T2/T3 aangesloten op het TAC4 DG circuit (kortsluiting
of niet aangesloten). Deze voelers zijn nodig voor de antivriesbeveiliging van de warmtewisselaar.
Na het oplossen van het probleem moet u een RESET doen via de SET UP van de RC TAC4 of via de RESET
knop van het TAC4 DG circuit
Zie 9 in onderstaande tabel.
Type 10: Een temperatuurvoeler alarm van T4 (enkel bij NV naverwarming).
Dit alarm signaleert een probleem met voeler T4 aangesloten op het TAC4 DG circuit (kortsluiting of niet
aangesloten). Deze voeler is nodig voor de antivriesbeveiliging van de warmwaterwisselaar. Tijdens dit alarm zal
de 3-wegklep automatisch opengaan en zal het contact, dat de circulatiepomp moet starten, gesloten zijn.
Na het oplossen van het probleem moet u een RESET doen via de SET UP van de RC TAC4 of via de RESET
knop van het TAC4 DG circuit.
Zie 10 in onderstaande tabel.
Type 10bis: Kondenspompalarm (enkel voor HRflat)
Dit alarm signaleert dat er teveel water in de kondensbak staat (+1.5cm). De pulsie- en extractieventilatoren zullen
stoppen totdat de pomp het overbodige water heeft geëvacueerd. Vervolgens zal het alarm uitgaan en zullen de
ventilatoren opnieuw starten.
Zie 10bis in onderstaande tabel.
Type 11: Een temperatuurvoeler alarm van T5 (enkel bij naverwarming of post-koeling).
Dit alarm signaleert dat de in het pulsiekanaal geplaatste voeler T5, aangesloten op het TAC4 DG circuit, defect is
(geopend of kortsluiting) of niet is aangesloten. Deze voeler wordt gebruikt om de pulsietemperatuur constant te
houden na de naverwarming en/of post-koeling.
Na het oplossen van het probleem moet u een RESET doen via de SET UP van de RC TAC4 of via de RESET
knop van TAC4 DG circuit.
Zie 11 in onderstaande tabel.
Type 12: Een alarm bij te lage pulsietemperatuur ten opzichte van het instelpunt (enkel bij naverwarming).
Dit alarm signaleert dat de gevraagde pulsietemperatuur niet kan worden gerespecteerd (te lage temperatuur
gedurende 15 minuten terwijl de naverwarming volledig openstaat).
Zie 12 in onderstaande tabel.
27