3.3.
Aansturen van de ventilatoren
3.3.2. Werkingsmodes
Eerst moet u bepalen hoe het luchtdebiet moet moduleren in functie van uw toepassing. Welke mode u ook kiest,
het principe blijft hetzelfde: u stelt de pulsieventilatoren in en de extractieventilatoren zullen dan automatisch een
percentage van het pulsiedebiet aanhouden. Dit percentage kan u eventueel zelf kiezen. (%AF/TOE).
Met de RC TAC4 zijn er 4 mogelijke instelmodes
MODE CA :
Bij de installatie geeft u 3 constante pulsiedebieten in (m³u K1, m³u K2 et m³u K3).
MODE LS :
De referentiewaarde van het debiet staat in functie van een 0-10V signaal (lineair).
U kan deze relatie ingeven bij de installatie (Vmin, Vmax, m³u≡Vmin en m³u≡Vmax).
Principeschema :
MODE CPs :
CPs aan de pulsiezijde: het pulsiedebiet wordt automatisch gemoduleerd om een door een drukvoeler gemeten
waarde constant te houden.
CPs aan de extractiezijde: het extractiedebiet wordt automatisch gemoduleerd om een door een drukvoeler
gemeten waarde constant te houden.
MODE OFF:
Als de bediening gebeurt via het TAC4 DG meester dan kan u met de RC TAC4 de ventilatoren stoppen. Om de
ventilatoren opnieuw op te starten moet u overschakelen naar één van de drie bovenstaande modes.
De waarde m³u≡Vmin moet kleiner of groter zijn dan m³u≡Vmax.
Via de advanced SET UP is het mogelijk om de ventilatoren te stoppen als het
ingangssignaal een lagere of hogere waarde heeft dan de ingestelde limieten.
11