7 Lokaliseren van storingen
De warmtepomp is uitgerust met de volgende beveiligingen:
• Hogedrukschakelaar (HP), om te voorkomen dat de compres-
sor met een te hoge condensdruk werkt
• Lagedrukschakelaar (HP), om te voorkomen dat de compres-
sor met een te lage condensdruk werkt
• Motorbeveiliging (MS), die de motor beschermt tegen over-
spanning
• Motorbeveiliging (MS), die de koudedragerpomp beschermt
tegen overspanning
Als een van bovenstaande beveiligingen is geactiveerd, gaan
de lichtdioden (1, 2 of 3) branden. Lichtdiode 3 kan ook knippe-
ren, zie de alarmberichten op het bedieningspaneel hieronder.
De volgende storingen kunnen de oorzaak zijn:
• "1": interferentie, omdat hogedrukschakelaar is geactiveerd
• "2": interferentie, omdat lagedrukschakelaar is geactiveerd
• "3": interferentie, omdat motorbeveiliging compressor/koude-
dragerpomp is geactiveerd
• "3": knipperen betekent dat de stroomsensor geen doors-
troom registreert (geldt voor grondwaterinstallaties)
Als de bediening wordt onderbroken, moet de warmtepomp
eerst worden gereset met de resetknop "R" (4) (zie fig. 7).
10
Thermia Robust onderhoudsaanwijzingen 9680–54745001
Als de storing niet is verholpen na het indrukken van de
resetknop, moet de hulp van de installateur worden inge-
roepen.
Het volgende storinglokalisatieschema geeft mogelijke redenen
voor bedrijfsstoringen.
7.1 Installatie - Onderhoud
Onderhoudsaanwijzingen ter voorkoming van het vrijkomen van
koelmiddel. De eigenaar/gebruiker van de installatie moet de
installatie regelmatig controleren op het vrijkomen van koelmid-
del.
Bijvoorbeeld: olielekkage, geur en trillingen.
Als een storing wordt gevonden, moet contact worden opgeno-
men met een onderhouds-/installatiebedrijf.
Fig. 7. Lokaliseren
van storingen
HP
1
LP
2
I
0
R
3
4