Inhoudsopgave
Advertenties
1 Programmeer- en meetfuncties
1.2.1.2 Gevoeligheid van modules
De gevoeligheid van modules kan worden gemeten door het zendniveau van de berichten te variëren. Hierdoor is te bepalen
op welk niveau de module niet meer reageert. Schuif daarvoor de schuif van links naar rechts (zie figuur 7).
Figuur 7: Instellen van zendniveau.
3. Zoek met de schuif de positie op waarbij de module nog net goed blijft reageren. Neem de waarde van het zendsignaal
over van het displayvak eronder.
4. Controleer binnen welke drempels deze waarde valt in onderstaand figuur:
Goed
0
Figuur 8: Drempels gevoeligheid modules.
5. Indien het signaalniveau in het gele gebied valt, is het belangrijk na te gaan of de module in alle gevallen ook goed blijft
functioneren.
1.2.2
Netwerk diagnose
De Netwerk Diagnose indicatoren en de Tellers (zie figuur 9) geven snel inzicht in specifieke gebeurtenissen.
Figuur 9: Netwerk diagnose gegevens.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de diagnose indicatoren met hun functie. De indicatie blijft staan, totdat met
de
toets alle indicatoren gereset zijn.
Indicatornaam
Repeater detected
Module noise detected
Lost command detected
<200 mV detected
<100 mV detected
Impedance drop detected
Tabel 1 4: Netwerk diagnose indicatoren.
Volg onderstaande stappen om de gevoeligheid van een module te meten vanaf de plek van
meting:
1. Vul de commandoregels met AAN/UIT of Status Request commando's voor het aansturen van
de desbetreffende module (zie paragraaf 1.2.3.2 Versturen van meerdere berichten
tegelijkertijd). Maak bij interface modules gebruik van het volgen van de status.
2. Zet de "Transmit Voltage" schuif geheel naar rechts (maximaal) en verstuur enkele AAN/UIT
commando's om de werking van de module te controleren. Het verzonden signaalniveau
wordt daarop weergegeven in het grote displayveld eronder.
Controleer
2 V
Diagnose
Indicatie indien meerdere keren het gemeten signaalniveau van het tweede ontvangen adres/commando hoger
ligt dan het eerste.
Indicatie dat een storend signaal door de PMIX35 gedetecteerd is die de communicatie verstoort.
Indicatie als er in het logscherm een verdacht bericht is geconstateerd, aangeven met een rode kleurarcering.
Regels met deze kleur verdienen extra aandacht.
Indicatie dat een signaal lager dan 200 mV is gemeten.
Indicatie dat een signaal lager dan 100 mV is gemeten.
Indicatie indien de gemeten impedantie een gespecificeerde delta X verandert.
Fout
4 V
Max
11
Advertenties
Inhoudsopgave
