5. CONTROLES VOORAF
- De structuur van de deur moet geschikt zijn om te worden
geautomatiseerd. Controleer met name of de afmetingen
van de deur overeenkomen met die aangegeven bij de
technische eigenschappen, en of hij stevig genoeg is.
- Controleer of de deur in overeenstemming is met de normen
EN12604 en EN12605.
- De deur mag tijdens de beweging niet uitsteken in openbare
ruimten bestemd voor de doorgang van voetgangers of
voertuigen.
- Controleer of de lagers en de verbindingen van de deur
goed werken.
- Controleer of de deur soepel loopt; reinig en smeer de
geleiders eventueel met siliconenolie; gebruik geen vet, en
volg in ieder geval de aanwijzingen van de fabrikant.
- Controleer of de deur goed is uitgebalanceerd en of de
mechanische aanslagen voor het openen zijn gemonteerd.
- Verwijder de mechanische vergrendelingen van de deur,
zodat hij bij het sluiten door het automatisch systeem wordt
vergrendeld.
- Controleer of er minstens 35 mm ruimte zit tussen het plafond
en het hoogste punt dat de deur tijdens de beweging bereikt
(Fig. 5).
- Controleer of de bovenste geleiderrol van de sectionale
deur zich, als de deur dicht is, in het horizontale deel van de
geleiderail bevindt (fig. 6).
6. ASSEMBLAGE
6.1. Geleiderail
Als een geleiderail in twee delen wordt gebruikt, moet hij
worden geassembleerd door te handelen zoals hieronder
weergegeven. Als u over een reeds geassembleerde geleiderail
beschikt, ga dan verder naar paragraaf 6.2.
1) Assembleer de twee delen van de geleiderail door ze
in het centrale verbindingsstuk te steken(Fig. 7 ref. A) tot
aan de metalen profielen (Fig. 7 ref. B). Om de geleiderail
makkelijker in het centrale verbindingsstuk te krijgen, wordt
aangeraden hem bij het insteken samen te drukken zoals
aangegeven in Fig. 7 ref. C. Gebruik geen gereedschappen,
de geleiderail of het verbindingsstuk zou hierdoor vervormd
kunnen raken.
2) Schuif de transmissie-eenheid over heel de geleiderail (Fig.
8 ref. A) tot vlakbij het uiteinde aan de voorkant, de kant
tegenover de aandrijfkoppelingsgroep.
3) Assembleer de voorste bevestiging (Fig. 8 ref. B) met de
transmissie-eenheid (Fig. 8 ref. A).
4) Span de ketting iets door de moer aan te draaien (Fig. 8
ref. C).
5) Leg de geleiderail op zijn zij (Fig. 9).
6) Duw de geleideslede naar de aandrijfkoppeling (Fig. 9 ref. C).
7) Stel de kettingspanner (Fig. 9 ref. A) zo af dat het centrale
deel van de lus die wordt gevormd door het bovenste deel
van de ketting, ongeveer samenvalt met het middelpunt
van de rail (Fig. 9 ref. B).
Let op: als de ketting te strak wordt gespannen kunnen de
transmissie-eenheid en de aandrijfkoppeling beschadigd
raken.
6.2. Achterste bevestiging
Assembleer, alvorens de geleiderail aan het plafond te
bevestigen, de achterste bevestiging, monteer hem in de
speciale uitsparing in de aandrijfkoppelingsgroep en draai de
schroeven vast zoals aangegeven in Fig. 10 ref.
6.3. Externe ontgrendeling (optioneel)
Als de installatie met een externe ontgrendeling is uitgerust,
moet het kabeltje op zijn plaats worden gezet alvorens met het
installeren te beginnen:
1) Ontgrendel de geleideslede (zie par. 7.4 punt 3) en schuif
hem op het gat in de bovenkant van de geleiderail.
2) Steek het uiteinde van het kabeltje in de speciale rode
aansluiting (Fig. 11).
3) Schuif de geleideslede achteruit richting de aandrijfkoppeling
tot het gat in de geleideslede met dit gat samenvalt, en
steek het kabeltje er, zonder isolatie, in (Fig. 12).
4) Trek het kabeltje helemaal uit de onderkant van de
geleideslede.
5) Wikkel het kabeltje op om te voorkomen dat hij in de weg zit
bij het installeren van de geleiderail.
7. INSTALLATIE
- Om in veiligheid te werken wordt aangeraden de
aandrijving te installeren met de deur helemaal
dicht.
- Gebruik alle voorziene bevestigingspunten.
- De bevestigingssystemen moeten geschikt zijn voor
het soort steun, en stevig genoeg zijn.
- Bescherm uw gezicht en handen tijdens het gaten
boren.
- Lees dit hele hoofdstuk door alvorens met installeren
te beginnen.
7.1. Geleiderail
Als alle assemblagehandelingen vooraf zijn verricht, kan met
het installeren van de geleiderail worden begonnen door te
handelen zoals hieronder beschreven:
1) Trek een streep op de latei ter hoogte van de verticale
middellijn van de deur (Fig. 13).
2) Trek een horizontale streep op de latei op de maximale
hoogte die de deur tijdens de beweging bereikt (zie Fig.
5).
3) Zet de bevestigingsbeugel van de voorste bevestiging met
de onderste rand minstens 5 mm boven het kruispunt van de
strepen en gecentreerd op de verticale streep (Fig. 13). Zie
ook paragraaf 7.2 voor de correcte plaatsing van de beugel
ten opzichte van het bevestigingspunt op de deur.
4) Markeer de twee bevestigingspunten.
5) Boor vervolgens de gaten en monteer de bevestigingspunten
met behulp van de schroeven (ref. C Fig. 13) NIET
bijgeleverd.
6) Leg de geleiderail op de grond, haaks op de deur.
7) Licht de rail op aan de voorste bevestiging en bevestig deze
aan de bevestigingsbeugel met de schroef die er doorheen
wordt gestoken, en de borgpen(Fig. 14).
8) Licht de rail op tot de achterste bevestiging op dezelfde
hoogte is als de voorste, of tot de geleiderail dezelfde hoek
heeft als de horizontale rail van de deur. Als de geleiderail
rechtstreeks op het plafond wordt gemonteerd, ga dan
verder naar punt 12.
9) Meet de afstand tussen het plafond en de hartafstand tussen
de bevestigingsmoeren van de achterste bevestiging.
10) Buig de bijgeleverde beugels op maat (meet vanaf het
midden van het eerste gat van de beugel).
11) Monteer de beugels op de achterste bevestiging en zet de
geleiderail weer terug (Fig. 15).
12) Markeer de bevestigingspunten van de achterste
bevestiging op het plafond en boor de gaten (zorg ervoor
dat de geleiderail wordt beschermd). Voltooi de installatie
van de geleiderail.
13) Als een rail in twee delen wordt gebruikt met een centraal
.
verbindingsstuk (Fig. 16 ref. A) of de centrale steun voor één
enkele geleiderail (Fig. 16 ref. B - optioneel), bevestig de
geleiderail dan aan het plafond met behulp van de speciale
beugels door de stappen 9,10 en 12 te volgen (Fig. 16).
5