5. Installeren
5.1. Voorbereide werkzaamheden voor het installeren
Raadpleeg hoofdstuk 9: Technische gegevens.
•
Er mogen geen externe krachten op de automaat uitwerken
•
Controleer of er geen vuil in de automaat en de accessoires kan komen.
•
Monteer afsluiters in alle aansluitleidingen.
•
Houd voor onderhoudswerkzaamheden voldoende vrije ruimte rondom de automaat.
•
Neem de geldende normen m.b.t. het gebruik en de installatieplaats in acht en
informeer zo nodig de verantwoordelijke test- en certificatie-organen voordat het
systeem in gebruik wordt genomen.
5.2. Omgevingsvoorwaarden
> 0 °C.....40 °C (ENA 7)
45 °C (ENA 10-30)
< 80%
> 0,5 m
> Installeren
Zorg ervoor
Dat de automaat waterpas staat
• dat de automaat wordt geïnstalleerd in een
> 0,5 m
afgesloten, droge en vorstvrije ruimte;
• dat de aangegeven minimum afstanden zijn
> 0,5 m
aangehouden
• dat de atmosfeer geen elektrisch
geleidende gassen of hoge concentraties
stof en dampen bevat: kans op explosie
indien de atmosfeer ontbrandbare gassen
bevat;
• dat de ruimte schoon en goed verlicht is.
- Relatieve luchtvochtigheid: voorkom
condensatie.
- Vrij van trillingen.
- Vrij van hitte- en zonnestraling.
• dat de automaat vrij is van bijkomende
lasten
ENA 7-30
13