Bedieningsinstructies UNIcon CTG-150AVC
4.2 Montageplaats bij landbouw
Monteer het apparaat bij gebruik binnen de veehouderij indien mogelijk niet in de stal
zelf, maar in een voorruimte waarin minder schadelijke stoffen aanwezig zijn. Hierdoor
kunnen beschadigingen door schadelijke gassen (bijv. ammoniakdampen,
zwavelwaterstofdampen) worden voorkomen.
5 Elektrische installatie
5.1 EMC-gerechte installatie van de stuurleidingen
Om instrooiingen te voorkomen, moet op voldoende afstand tot net- en motorleidingen
worden gelet.
Bij gebruik van een afgeschermde leiding moet het scherm aan één kant, t.w. bij de
signaalingang (van het analysetoestel) met de beschermingsleiding worden verbonden
(zo kort en inductiearm mogelijk!).
5.2 Aansluiting spanningsvoorziening
Aansluiting spanningsvoorziening op de klemmen: "+U
elk geval op worden gelet dat de spanning binnen de toelaatbare tolerantiegegevens ligt
(zien Technische gegevens en typeplaatje aan de zijkant).
Gevaar door elektrische stroom
Er mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van PELV-stroombronnen, die een veilige
elektrische scheiding van de bedrijfsspanning conform IEC/DIN EN 60204-1 garanderen.
Er bestaat geen potentiaalscheiding tussen voedingsspanning en uitgangssignaal.
5.3 Aansluiting van de detector
De temperatuursensor voor registratie van de werkelijke waarden (niet inbegrepen in de
omvang van de levering) wordt op de klemmen "TF" aangesloten. Er kunnen
ZIEHL-ABEGG sensoren van de serie "TF.." (KTY81-210) of PT1000
temperatuursensoren worden aangesloten (er hoeft niet op polariteit te worden gelet).
Voor een hoge storingsbestendigheid moet direct aan de sensor een condensator
worden aangesloten (1nF parallel). Bij ZIEHL-ABEGG temperatuursensoren type TF..
(KTY81-210) is een condensator geïntegreerd.
Opgelet!
Nooit de netspanning aan de signaalingang aanleggen!
L-BAL-E287-NL 2015 Index 004
" en "GND". Daarbij moet er in
S
Art.-nr.
7/37
Elektrische installatie