Wanneer bij optie 2 de buitenlucht een te grote variatie heeft op de luchtvochtigheid en de
o
temperatuur, dan zal de referentiemeting niet goed worden uitgevoerd. Beter is om dan zowel
inlaatkanalen 5b en 5c binnen in de cel te houden. Als u dit doet moet u EMS raadplegen voor
het aanpassen van gegevens in het EMS-menu. U krijgt dan een code om een aanpassing te
maken voor de backflush functionaliteit.
De montage op ooghoogte is praktisch voor de bediening van het product.
Voor de montage van het product kunt u gebruikmaken van de boormaten, zoals deze afgebeeld zijn in
het hoofdstuk "Technische gegevens" van deze gebruiksaanwijzing.
Plaatsing van leidingen aan luchtkanalen
Om verstopping van de leidingen te voorkomen, dient u de leidingen die door een wand geleid moeten
worden niet zondermeer door de wand te voeren. Plaats eerst een binnenwand in de celwand
(bijvoorbeeld een pvc buis), en voer daarna de roestvaststalen leiding door de PVC buis. Zodoende raakt
de leiding niet verstopt met isolatie- en/of andersoortig wandmateriaal. Let er bij het zagen van de
leidingen ook op dat de leiding niet verstopt raakt met zaagsel of bramen. De gebruikte leidingen zijn
van het merk Swagelok® 1/8" buitendiameter roestvaststaal.
Om negatieve beïnvloeding van de meting te voorkomen, mogen de kanalen waar (gas)lucht
doorstroomt niet verontreinigd worden met bijvoorbeeld vingerafdrukken, stof of chemicaliën. Gebruik
daarom bij het plaatsen van de leidingen beschermende kleding zoals handschoenen.
Aansluiten van de bekabeling
Algemeen
Het aansluiten van kabels in het product gebeurt met behulp van schroefklemmen. Op de printplaat van
het product zijn deze schroefklemmen duidelijk benoemd. Tevens is een genummerd overzicht van deze
klemmenstrook weergegeven in het hoofdstuk "Beschrijving van het product".
Bij het leggen van kabels moeten zwak- en sterkstroomkabels altijd van elkaar gescheiden worden.
Kabels voor zwakstroom mogen niet door of langs een kabelgoot gelegd worden waarin sterkstroom
wordt gebruikt. De kabels voor zwakstroom dienen in een speciale kabelgoot voor instrumentatie en/of
zwakstroom te worden gelegd.
Met uitzondering van de netspanningskabel zijn alle kabels optioneel. Als de bijbehorende functie niet
wordt gebruikt, kan de kabel achterwege gelaten worden.
Digitale ingang
De digitale ingang kan geschakeld worden door een gelijkspanning
wisselspanning van 5 tot 24 Volt op de klemmen te zetten. De twee aansluitklemmen kennen geen
polariteit en zijn potentiaalvrij. Het maakt daarom niet uit welke van de twee klemmen gebruikt wordt als
positieve en welke als referentie ingang. Geen van beide aansluitingen is doorverbonden met een
referentiepotentiaal.
RS232 verbinding
Dit product wordt standaard geleverd met een aangesloten RS232 kabel. Let erop dat bij het eventueel
aansluiten van een andere kabel de RX (Receive, 8a) en TX (Transmit, 8b) lijnen niet verwisseld worden.
De RX lijn van het product is de lijn voor communicatie van een extern systeem (bijvoorbeeld een PC)
naar het product, en de TX lijn voor communicatie van het product naar het externe systeem.
De kabellengte van de RS232 verbinding tussen dit product en het externe systeem mag maximaal 15
meter bedragen. Voor het gebruik van een RS232 kabel over grotere afstanden zijn diverse oplossingen
voorhanden. Raadpleeg hiervoor EMS. Als de RS232 kabel standaard niet wordt gebruikt mag deze
standaard worden verwijderd door de aansluitklemmen waar de draden op aangesloten zitten los te
schroeven. Bewaar de kabel wel goed. Deze kan misschien later nog van pas komen.
RS485 verbinding
Dit product is voorzien van RS485 aansluitklemmen, waarop een full duplex RS485 verbinding kan
worden gemaakt. Hiermee is het mogelijk te communiceren over een grotere afstand dan met RS232
mogelijk is: de maximale kabellengte is 1200 meter. Hiervoor dient u een passende, 4-aderige kabel te
gebruiken.
van 5 tot 30 Volt of een
9