Let op de omgevingstemperatuur
en de beluchting
Omgevingstemperatuur
De klimaatklasse vindt u op het typeplaatje. Deze
geeft aan binnen welke omgevingstemperaturen het
apparaat gebruikt kan worden.
Klimaatklas
Toelaatbare
se
omgevingstempera
tuur
SN
+10 °C tot 32 °C
N
+16 °C tot 32 °C
ST
+16 °C tot 38 °C
T
+16 °C tot 43 °C
Aanwijzing
Het apparaat is volledig functioneel binnen
de binnentemperatuurgrenzen van de aangegeven
klimaatklasse. Wanneer een apparaat
uit klimaatklasse SN wordt gebruikt bij een lagere
binnentemperatuur, kunnen beschadigingen aan
het apparaat worden uitgesloten tot een temperatuur
van +5 °C.
Beluchting
De verwarmde lucht moet ongehinderd afgevoerd
kunnen worden. Anders moet de koelmachine meer
presteren. Waardoor het energieverbruik toeneemt.
Daarom: be- en ontluchtingsopening nooit afdekken of
versperren!
Apparaat aansluiten
Het apparaat door een vakman volgens bijgesloten
montagehandleiding laten plaatsen en aansluiten.
De transportbeveiligingen van de legplateaus en
de voorraadvakken pas na plaatsing van het apparaat
verwijderen.
Het apparaat eerst op de waterleiding aansluiten,
daarna pas op het elektriciteitsnet.
Naast de wettelijk voorgeschreven nationale
voorschriften moeten ook de aansluitvoorwaarden van
het plaatselijke elektriciteits- en waterleidingbedrijf
in acht worden genomen.
Na het plaatsen van het apparaat moet u minimaal 1
uur wachten voordat u het apparaat in gebruik neemt.
Tijdens het transport kan het gebeuren dat de olie van
de compressor in het koelsysteem terecht komt.
Vóór het eerste gebruik de binnenruimte van
het apparaat schoonmaken (zie hoofdstuk
„Schoonmaken van het apparaat").
6
Wateraansluiting
De wateraansluiting mag alleen door een vakkundig
monteur volgens de plaatselijke voorschriften van
het waterleidingbedrijf worden uitgevoerd.
m
Attentie
Gevaar van apparaatbeschadiging door deeltjes!
Het waterfilter moet altijd worden aangesloten op de
waterkraan – ook wanneer een aanvullend
filtersysteem wordt gebruikt.
m
Attentie
Voor de aansluiting op het drinkwaternet uitsluitend
de bijgevoegde slangenset of een via de
Servicedienst betrokken slangenset gebruiken.
De slangenset mag uitsluitend door de Servicedienst
worden gemonteerd.
In geen geval aanwezige of reeds gebruikte
slangensets gebruiken.
Het apparaat alleen aansluiten op een
drinkwaterleiding:
▯
Min. druk: 0,2 MPa (2 bar)
▯
Max. druk: 0,8 MPa (8 bar)
▯
Druk hoger dan 0,8 MPa (8 bar): drukbegrenzer
installeren tussen de drinkwateraansluiting en
de slangenset
In de koudwatertoevoer moet een apart afsluitventiel
geïnstalleerd worden.
Het afsluitventiel mag zich niet achter het apparaat
bevinden. Wij raden u aan het afsluitventiel direct
naast het apparaat of op een andere, gemakkelijk
bereikbare plaats te monteren.
Bij het installeren van de wateraansluiting moeten
de toelaatbare installatiebereiken voor
de waterleiding in acht worden genomen.
Voor de aansluiting op het drinkwaternet mogen
alleen waterleidingen gebruikt worden die geschikt
zijn voor drinkwater. Neem in elk geval de nationale
voorschriften en de aansluitvoorwaarden van
het plaatselijke waterleidingbedrijf in acht.
Aanwijzing
De maximale uitwendige diameter van de waterleiding
(zonder verbindingsstukken) bedraagt 10 mm.