6.3.2
Controle op dichtheid
De controle van de dichtheid van de installatie gebeurt met
warmteoverdrachtvloeistof na afloop van het doorspoelen.
- Testdruk: 2.5 bar
- Testduur: minimaal *1 uur
Bij afwezigheid van lucht in het zonnecircuit mag de testdruk niet
dalen.
Zodra de test is afgelopen: voer de installatiedruk op tot aan de
werkdruk van de veiligheidsklep (controle op de werking van deze
klep).
6.3.3
Vullen van de zonnekring met wamteoverdrachtvloeistof
Voor de vulling van de installatie, de voordruk van het
expantievat meten en deze aan de plaatselijke
omstandigheden aanpassen.
(Voordruk = statische hoogte / 10 + 0.3 bar).
Controleer de aansluiting op de zonnepanelen en de wartel
van de voeler van de paneel.
Warmteoverdrachtvloeistof
Vlakke panelen Oertlisol SUN 230/270:
Mengsel water/propyleenglycol of kant en klaar mengsel LS
Dosering van het mengsel: 57/43
- 57 delen water
- 43 delen propyleenglycol
Het vriespunt van dit mengsel ligt bij -28 °C. Lager (tot -33 °C)
vormen er zich vrieskorrels, zonder gevaar op stukvriezen.
Vuldruk
1.5 max 2 bar (of 0.5 bar boven het statische niveau).
De vuldruk dient 0,5 bar hoger te zijn dan de voordruk van het
expansievat. Het kant en klare mengsel dient rechtstreeks uit de
verpakking gepompt te worden.
Gebruik geen handvulpomp.
Door een langdurige werking van de pomp (85) wordt de zonnekring
al voorontlucht..
Vullen
Dezelfde werkwijzen als bij de spoeling verrichten.
Om de installatie onder druk te brengen, sluit u de aftapkraan van de
aanvoer.
Propyleenglycol lekt veel gemakkelijker weg dan water en
er dient dan ook na enkele werkingsuren bij de normale
werkdruk een visuele controle van de dichtheid aan alle
verbindingen en afdichtingen, uit te voeren.
22
Propyleenglycol lekt gemakkelijk weg. Test onder druk is
geen zekerheid op het voorkomen van lekken wanneer de
installatie daarna gevuld wordt met propyleenglycol onder
druk. Om deze reden raden wij aan een bijkomende
dichtheidscontrole uit te voeren zodra de installatie is gevuld
en in dienst is genomen.
U mag de dichtheid niet controleren wanneer de installatie
rechtstreeks is blootgesteld aan zonnestraling (risico op
stoom vorming) of bij temperaturen onder het vriespunt
(risico op aantastingen).
Na de controle van de dichtheid, stelt u de zonnekring af op een druk
van 2 bar.
Procedure voor het vullen
4.
Manometer
9.
Afsluiter
61.
Thermometer
84.
Stopkraan met ontgrendelbare antiretourklep
85.
Pomp primaire zonnekring
87.
Veiligheidsklep, geijkt en verzegeld op 6 bar (primaire zonnekring)
88.
Zonne-expansievat - Zie pagina 6
89.
Opvangbak voor wamteoverdrachtvloeistof
114.
Voorziening voor het vullen en aftappen van de primaire zonnekring
126.
Zonneregeling
130.
Manuele ontluchter - (Airstop)
A.
Stevig te bevestigen slang
OBSB...E - OBSP...E - OBESB...E
propyleenglycol
31/01/08 - 300011962-001-B