Inhoudsopgave
Advertenties
8
Probleemoplossing
8.1
Toestel start niet na 5 pogingen
Meet de ionisatiestroom tijdens de ontsteking door een gelijkspanning te meten op positie 1 en
2 van de 2-polige connector in de schakelkast. Indien de spanning tijdens ontsteking op een
vaste negatieve waarde blijft (ongeveer 0.5 V) en na ontsteken terugvalt op 0V, is er geen
vlamvorming geweest.
1.
Controleer of de gaskraan open is;
2.
Open het toestel en laat een losse ontsteekpen vonken. Indien geen vonkvorming
optreedt, dient u de hoogspanningskabel of de besturingseenheid te vervangen;
3.
Controleer de gasdruk in de toevoerleiding;
4.
Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt door een spanning te meten van ongeveer
24V RAC;
5.
Controleer of er gas stroomt in de beveiligingsafsluiter door een verschildruk (ongeveer
0.3 mbar) te meten over de klep tijdens het schakelen;
6.
Verwijder de brander en controleer de afstand tussen de ontsteekpennen. Die moet
ongeveer 2.5 mm bedragen.
Meet de ionisatiestroom tijdens de ontsteking door een gelijkspanning te meten op positie 1 en
2 van de 2-polige connector in de schakelkast. Indien de spanning tijdens ontsteking op een
vaste negatieve waarde blijft (ongeveer 0.5 V) en na ontsteken tijdelijk oploopt naar
ongeveer 1.5 V, is er wel vlamvorming geweest.
1
Controleer de gasdruk in de toevoerleiding;
2
Controleer de bedrading, specifiek de aarde draad en de hoogspanningskabel die de
besturingseenheid en ontsteekpen verbindt;
3
Controleer het starttoerental van de ventilator.
4
Controleer de brander en de montageplaat op vormen van lekkage.
8.2
Interne fout
De meeste 'interne' fouten worden veroorzaakt door een kortsluiting in de kabelboom. Druk
eerst op de reset toets. Eventueel kan de besturingseenheid gecontroleerd worden door een
goed functionerend exemplaar aan te sluiten. Indien dit het probleem niet oplost, zit de fout in
de bekabeling of in de componenten. Het gascom programma kan hier vaak uitkomst en
zoekwerk besparen.
8.3
Oververhitting en NTC fouten
1
Controleer het filter op vervuiling.
2
Controleer de werking van de systeemventilator.
3
Controleer de werking van de temperatuurvoelers. Bij kamertemperatuur zal de
weerstand van de voelers ongeveer 12kΩ bedragen.
4
Controleer de instellingen van temperatuur en PWM percentage.
5
Controleer de besturingseenheid op fouten.
8.4
Display werkt niet
1
Controleer de elektrische voeding;
2
Controleer de verbinding besturingseenheid met het display;
3
Controleer de zekeringen onder de kunststof kap van de besturingseenheid;
Installatie en onderhoudsinstructies Sphere (BE–NL)
Oktober 2000
23
Advertenties
Inhoudsopgave
