NL
Automatische flitsinschakeling met langere
sluitertijden -
Voor gelijktijdig aangepaste d.w.z. lichtere weergave van vooral een
donkere achtergrond en flitsinvulling van de voorgrond. Om het
risico van bewegingen te verminderen, wordt de sluitertijd bij de
andere modi met flitsinschakeling met niet meer dan
Daarom wordt bij opnamen met flits de achtergrond vaak sterk
onderbelicht.
Om rekening te houden met het aanwezige omgevingslicht zijn in
zulke opnamesituaties langere belichtingstijden (tot 30s) hier
toegestaan.
Opmerkingen:
• Afhankelijk van de
camera misschien geen langere sluitertijden ondersteunt, omdat
in dergelijke gevallen de verhoging van de ISO-gevoeligheid
voorrang heeft.
• De langste sluitertijd kan met
vastgelegd.
196
kan het zijn, dat de
Auto ISO Settings
Max exposure time
SYNCHRONISATIETIJDSTIP
De belichting van flitsopnamen vindt altijd plaats met twee
lichtbronnen, de aanwezige omgevingslicht en het flitslicht. Het
flitslicht van de flitsactivering bepaalt daarbij over het algemeen
waar de uitsluitend of hoofdzakelijk van het flitslicht verlichte
⁄
s verlengd.
motiefdelen in het beeldveld worden afgebeeld.
1
30
Bij het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking tot het begin van
de belichting kan dit tot schijnbare tegenstellingen leiden, zoals bij
de opname van een voertuig dat door zijn eigen lichtsporen wordt
ingehaald.
De Leica Q stelt u in staat tussen dit gebruikelijke flitsontsteking-
stijdstip en het einde van de belichting te kiezen:
In dit geval volgen in het vermelde voorbeeld de lichtsporen van de
achterlichten het voertuig, zoals dit te verwachten is. Deze
flitstechniek verleent daarmee een natuurlijkere indruk van
beweging en dynamiek.
Instellen van de functie
worden
1. In het menu
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu de gewenste instelling
Opmerking:
Bij het flitsen met de kortere sluitertijden ontstaat behalve bij zeer
snelle bewegingen nauwelijks verschil tussen de beide flitstijdstip-
pen.
kiezen,
Flash Settings
, en
Flash Sync