FLITSMODUS
NL
De camera bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven
van een of meer meetflitsen in fracties van seconden voor de
eigenlijke opname. Direct daarna, bij het begin van de belichting,
wordt de hoofdflits afgegeven. Met alle factoren die de belichting
beïnvloeden (bijv. opnamefilters en wijziging van de diafragma-
instelling) worden automatisch rekening gehouden.
GESCHIKTE FLITSAPPARATEN
De volgende flitsapparaten kunnen op de camera worden gebruikt.
Ze laten de TTL-flitsmeting toe, en, afhankelijk van de uitrusting,
verschillend veel van de in deze handleiding beschreven functies.
• Het systeemflitsapparaat Leica SF 26 is met zijn compacte
afmetingen en zijn op de camera afgestemde design bijzonder
geschikt. Het valt ook positief op door zijn bedieningsgemak.
• Leica systeem-flitsapparaten
• Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden van een
System-Camera-Adaption (SCA) van het systeem 3000 voldoen,
met de adapter SCA-3502-M51 zijn uitgerust en het richtgetal
kunnen regelen.
Er kunnen echter ook andere, gebruikelijke flitsapparaten met
gestandaardiseerde flitsvoet en ontsteking via het positieve
middencontact (X-contact) worden gebruikt. Wij adviseren het
gebruik van moderne thyristor-geregelde elektronenflitsapparaten.
194
Flitsapparaat aanbrengen:
1. Camera en flitsapparaat uitschakelen
2. Afdekking, die de accessoireschoen bij niet gebruik bescher-
mt, naar achteren eraf trekken
3. Voet van het flitsapparaat geheel in de accessoireschoen
schuiven en, indien aanwezig, met de klemmoer tegen
ongewild eruit vallen beveiligen.
Dit is belangrijk omdat wijzigingen van de positie in de
flitsschoen de vereiste contacten onderbreken en daardoor
storingen kunnen ontstaan.
Het flitsapparaat moet voor de automatische regeling door de
camera op de modus
zijn ingesteld. Bij instelling op
TTL
meer en minder dan gemiddeld lichte motieven evt. niet optimaal
belicht. Bij instelling op
moet de flitsbelichting door instelling van
M
een gedeelde flitsstand op de diafragma- en afstandswaarde
worden afgestemd die door de camera is ingesteld.
Opmerking:
Het flitsapparaat moet ook ingeschakeld, d.w.z. klaar voor gebruik
zijn, anders kan dit foutieve belichtingen en foutieve meldingen van
de camera tot gevolg hebben.
worden
A