AUTO-START-STOP
N.B.: Voor auto's met start/stop-schakelaar
verschillen de accuvereisten. De accu moet
worden vervangen door een accu met exact
dezelfde specificatie als de originele.
Het systeem verlaagt het
brandstofverbruik en de CO2-emissies
door de motor uit te schakelen wanneer
de auto stationair draait, bijvoorbeeld bij
verkeerslichten. De motor wordt
automatisch opnieuw gestart wanneer u
het koppelingspedaal intrapt of wanneer
een voertuigsysteem dit aanvraagt,
bijvoorbeeld voor het laden van de accu.
Om maximaal voordeel uit het systeem te
halen, moet de keuzehendel in neutraal
worden gezet en het koppelingspedaal bij
een stop van langer dan drie seconden
worden losgelaten.
Start-Stop knop gebruiken
WAARSCHUWINGEN
Indien het systeem dit vereist, kan de
motor automatisch opnieuw worden
gestart.
Schakel het contact uit voordat de
motorkap wordt geopend of
onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd.
Schakel altijd het contact uit voordat
u uit de auto stapt, want het systeem
kan de motor wel uitgeschakeld
hebben, maar het contact is nog steeds
ingeschakeld.
N.B.: Het systeem werkt alleen wanneer de
motor de normale bedrijfstemperatuur heeft
bereikt en de buitentemperatuur tussen 0
°C en 30 lig t.
N.B.: Als u de motor laat afslaan en binnen
korte tijd het koppelingspedaal intrapt, dan
wordt de motor automatisch opnieuw
gestart.
B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 25-06-2012, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Unieke rijeigenschappen
100
N.B.: De start/stop-indicatielamp brandt
groen wanneer de motor wordt
uitgeschakeld. Zie Waarschuwings- en
indicatielampen (bladzijde 61).
N.B.: Wanneer de start/stop-indicatielamp
oranje knippert, zet de keuzehendel dan in
neutraal of trap het koppelingspedaal in.
N.B.: Als het systeem een storing heeft
geregistreerd, wordt dit uitgeschakeld. Laat
uw auto door een erkende dealer
controleren.
N.B.: Als het systeem wordt uitgeschakeld,
dan brandt de indicatielamp in de
schakelaar.
N.B.: Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer u het contact
inschakelt. Druk op de schakelaar in het
instrumentenpaneel om het systeem uit te
schakelen. Het systeem wordt alleen
uitgeschakeld gedurende de huidige
contactcyclus. Druk nogmaals op de
schakelaar om het systeem in te schakelen.
Voor locatie: Zie In één oogopslag
(bladzijde 9).
Motor uitschakelen
1.
Stop de auto.
2. Plaats de keuzehendel in neutraal.
3. Laat het koppelingspedaal opkomen.
4. Laat het gaspedaal los.
Het systeem zet de motor wellicht niet af
onder bepaalde omstandigheden,
bijvoorbeeld:
•
Om het interieurklimaat te behouden.
•
Een lage accuspanning.
•
De buitentemperatuur is te laag of te
hoog.
•
Het bestuurdersportier is geopend.
•
Lage bedrijfstemperatuur motor.