Voertuigsnelheid instellen
Voertuigsnelheid instellen
•
Draai de rolknop ④ op om de kruissnelheid, die nog van het vorige gebruik van de cruisecontrol is
opgeslagen, weer te herstellen. Als er geen kruissnelheid is opgeslagen, rijdt het voertuig door met
de huidige snelheid.
•
Draai de rolknop neer ④ . De ACC zal op de huidige snelheid ingesteld worden als de
doelsnelheid wanneer deze vanuit de standby-status wordt geactiveerd. Als de huidige snelheid
van het voertuig onder 30 km/u of 20 mpu ligt, zal de doelsnelheid worden ingesteld op 30 km/u
of 20 mpu; en als de huidige snelheid boven 150 km/u of 95 mpu bedraagt, zal de doelsnelheid
worden ingesteld op 150 km/u of 95 mpu. Druk kort op ④ om de snelheid met 2 km/u te
verlagen of houdt deze langer ingedrukt om de snelheid continu te verlagen.
Snelheid verhogen/verlagen met ACC ingeschakeld
Snelheid verhogen/verlagen met ACC ingeschakeld
•
Als de ACC is ingeschakeld, kan de bestuurder accelereren door het gaspedaal in te trappen om
de doelkruissnelheid sneller te bereiken. Het systeem zal in de oversnelheidsmodus gaan. Als
het voertuig al op de doelkruissnelheid rijdt en de bestuurder het gaspedaal intrapt zonder iets
anders te doen, zal het voertuig terugkeren tot de doelkruissnelheid als het gaspedaal weer wordt
losgelaten. Als de bestuurder de rolknop ④ draait en het gaspedaal intrapt, zal de huidige snelheid
ingesteld worden als de doelkruissnelheid. Als de snelheid boven 150 km/u gaat, of het gaspedaal
meer dan 15 minuten ingetrapt gehouden wordt, zal het systeem in stand-by-modus gaan en zal
de ACC moeten worden gereactiveerd.
•
Als bij actieve ACC het rempedaal wordt ingetrapt om af te remmen dan gaat ACC in standby-
modus. Nadat het rempedaal is losgelaten, moet de ACC gereactiveerd worden.
Intelligente cruisecontrol*
Het intelligente cruisecontrolsysteem (ICC-systeem) integreert de functies van het adaptieve
cruisecontrolsysteem (ACC) en het lane keeping system (LKS). Het ICC-snelheidsbereik bedraagt 30-
150 km/u. Het systeem biedt de bestuurder snelheids- en besturingsgerelateerde controle over het
voertuig op alle snelheden tussen 0-150 km/u (0-95 mpu). Het helpt de belasting bij het besturen te
verlagen en biedt een veilige en comfortabele rijomgeving. Als de functie is ingeschakeld, moet de
bestuurder steeds het stuurwiel vasthouden en zo nodig de besturing van het voertuig overnemen.
Het ACC-systeem in-/uitschakelen
Het ACC-systeem in-/uitschakelen
Bij een gestart voertuig kunt u de ICC-functie in-/uitschakelen door eenvoudig op de DiPilot-knop van
het stuurwiel te drukken.
•
Nadat de ICC-functie is ingeschakeld, licht de standby-indicatie van het combi-instrument op:
•
Nadat de ICC-functie is ingeschakeld, brandt de standby-indicatie van het combi-instrument:
•
Als de ICC-functie en de ACC-functie ingeschakeld zijn, en de snelheid tussen 0 en 60 km/u ligt:
•
Als de rijstrookmarkeringen aan beide zijden van het voertuig aanwezig zijn en herkend worden:
blijft het voertuig in het midden van de rijstrook rijden, ongeacht de voorliggers.
•
Als het voertuig op een weggedeelte rijdt waar de rijstrookmarkeringen onduidelijk zijn
of ontbreken: Als er een voorligger is en uw voertuig die volgt en een beetje naar links en
naar rechts gaat. Als er geen voorligger is, de ICC-functie uitgeschakeld is en alleen de ACC
functioneert.
•
Als de ICC-functie en de ACC-functie ingeschakeld zijn, en de snelheid tussen 60 en 150 km/u ligt:
10