3.4. Elektrische aansluiting
De gehele elektrische installatie van de afzonderlijke componenten mag
uitsluitend door een erkende specialist worden uitgevoerd. Daarbij
moeten alle werkzaamheden volgens de VDE-voorschriften (bijv. VDE
0105, VDE 0116, VDE 0100, enzovoort) en de technische aansluitvereis-
ten volgens plaatselijke stroomleveranciers worden verricht. Bij werk-
zaamheden aan elektrische installaties moet altijd de spanning ervanaf
worden gehaald.
3.4.1.
De kabelleidingen moeten ofwel met steekklemmen of met schroefklem-
men op de regeleenheid worden aangesloten. De aansluiting is door
verschillende stekkers beveiligd tegen verwisseling van aansluitingen. Bij
de schroefklemmen moet absoluut op de kleur van de verschillende aders
worden gelet.
Aansluiting verdeelkast: de 5-aderige kabel vanaf de verdeelkast wordt
aangesloten op de schroefklemmen X1 en de behuizing. Schroefklem
X1:3 wordt niet gezet.
De regeleenheid heeft een beschermende isolatie. De groen/gele
aardverbindingsaansluiting (PE) hoeft daarom niet te worden aangesloten.
Aansluiting stelmotor: de 3-aderige kabel is voorzien van een 3-polige
stekker en wordt op klem X4 gestoken.
Aansluiting deurcontactschakelaar:
de 2-aderige kabel wordt met de 2-polige stekker op klem X3 gestoken.
Aansluiting rookgastemperatuursensor:
de 2-aderige kabel van het thermo-element wordt aangesloten op de
schroefklem X2:1 en X2:2.
Let op de aansluitkleuren!
Aansluiting 2e temperatuursensor: op de schroefklem X2:2 en X2:3
kan nog een thermo-element van het type K worden aangesloten. Bij de
ingebruikname moet het 2e thermo-element in de regeling worden
geactiveerd.
Aansluiting regeleenheid
- 13 -