Werking
De UV-capaciteit wordt lager dan de minimale bestralingssterkte:
Het afsluitventiel sluit en het spoelventiel opent na afloop van de
vertragingstijd t0. Wordt binnen de maximale spoeltijd t1 de mini‐
male bestralingssterkte niet opnieuw overschreden, dan schakelt
de besturing de UV-installatie uit en gaat deze in storing.
Alle UV-stralers worden bewaakt op probleemloos branden. Valt
een UV-straler uit, sluit het afsluitventiel, de besturing schakelt de
UV-installatie uit en gaat in storing.
4.3 Uitschakelen
Wordt de UV-installatie uitgeschakeld, sluit het afsluitventiel en
worden de UV-stralers uitgeschakeld. Wanneer het nabranden van
de UV-stralers noodzakelijk is, dan volgt de straleruitschakeling
pas na de stralernabrandtijd t5.
13