Voorbereiding voor het gebruik
Item
Hostnaam
IP-adres
Subnetmasker
Standaard gateway
DHCP/BOOTP
RARP
DNS-server
(primair, secundair)
Domeinnaam
WINS-server
(primair, secundair)
Omvangs-ID
Controle FTP-status
2-14
Hieronder worden de instellingen beschreven die moeten worden
opgegeven in het scherm met TCP/IP-instellingen.
De naam van het apparaatsysteem in het netwerk. Deze naam wordt ook
gebruikt als NetBEUI-printernaam en SNMP sysName-object.
Het Internet Protocol-adres dat aan het apparaatsysteem wordt toegewezen in
het netwerk. Het formaat van het IP-adres is een reeks getallen van vier bytes
(32-bit), van elkaar gescheiden door punten, bv. 192.168.48.21.
Het geconfigureerde subnetmasker van het apparaatsysteem in het netwerk. Als
het apparaatsysteem niet automatisch een bruikbare standaardwaarde toewijst
en het eerste getal van het IP-adres 192 t.e.m. 254 is, moet 255.255.255.0
worden gebruikt als subnetmasker.
Het IP-adres van de gatewayrouter voor het lokale netwerk.
De manier waarop het apparaat zijn IP-configuratie verkrijgt: DHCP/BOOTP:
automatische configuratie via een BOOTP-server of een DHCP-server.
Automatische configuratie met het Reverse Address Resolution Protocol.
Het IP-adres van de primaire en secundaire domeinnaamsysteemservers (DNS).
Het domeinnaamsysteem (DNS) waartoe het apparaat behoort, bijvoorbeeld
abcdnet.com. Deze naam mag niet de hostnaam van het apparaat bevatten.
Het IP-adres van de primaire en secundaire Windows Internet Name Service-
servers (WINS).
Hier wordt het bereik van IP-adressen bepaald dat een Windows-server kan
toewijzen of leasen aan een netwerkonderdeel dat hierom verzoekt. Een DHCP-
server verwerkt de zoekaanvragen van het apparaatsysteem en stuurt een IP-
adres terug. De DHCP-server kan zo worden ingesteld dat hij een IP-adres
toewijst voor een beperkte tijd (een tijdelijke lease) of voor een onbeperkte tijd
(een onbeperkte lease). Hij kan ook zo worden geconfigureerd dat een
permanent adres wordt voorbehouden voor het apparaatsysteem.
Hiermee wordt de FTP-statuscontrole in- of uitgeschakeld.
3
Klik op Verzenden.
4
Wanneer de instellingen zijn voltooid, moet het apparaat opnieuw worden
gestart om de instellingen op te slaan.
Beschrijving
GEBRUIKERSHANDLEIDING