4.4
Vacuümafstelling
De WRG voert de vacuüminstelling voor de Pirani-sensor automatisch uit telkens als de WRG tot onder 10
wordt gepompt. Een handmatige afstelling van de vacuümmeetwaarde wordt aanbevolen wanneer de Pirani-buis
wordt vervangen of na een lange opslagperiode.
Als de meter geen druk van < 10
het volgende:
1. Verlaag de systeemdruk tot 10
2. Druk op de 'ATM'-schakelaar en laat deze weer los en wacht ongeveer 30 seconden tot de afstelling voltooid is.
Als een gebruiker heeft geprobeerd de atmosfeer- of vacuümmeting af te stellen bij een werkelijke druk van tussen
-2
2
de 10
en 10
mbar, wordt een foutspanning van 1 V weergegeven die een fout van de Pirani aangeeft.
(Zie
Hoofdstuk
4.6.)
4.5
Instelpunt
Opmerking:
Het instelpunt wordt niet gebruikt wanneer de WRG is aangesloten op een Active Gauge Controller of
Active Gauge Display van Edwards.
Druk om de spanning af te lezen waarbij het instelpunt-outputsignaal wordt geactiveerd met een geschikt
gereedschap op de schakelaar om de activeringswaarde in te stellen
meter geeft 3 seconden lang het ingestelde activeringsniveau aan. Daarna geeft de output de normale
spanningoutput aan.
Om de spanning aan te passen waarbij het instelpunt-outputsignaal wordt geactiveerd, houdt u langer dan 3 seconden
de 'set trip'-schakelaar ingedrukt. De instelpuntspanning begint op te lopen. Laat de schakelaar los zodra de gewenste
activeringsspanning is bereikt. Laat voor een nauwkeurigere afstelling de 'set trip'-schakelaar los en druk de
schakelaar meteen daarna zo vaak in als nodig. Elke keer dat hij wordt ingedrukt, wordt de ingestelde
activeringsspanning met ongeveer 10 mV verhoogd. Zie
overeenkomt met een bepaalde druk.
De WRG heeft een functie voor foutbewaking die ervoor zorgt dat het instelpunt-outputsignaal uitgeschakeld is:
wanneer de meter uitgeschakeld is;
gedurende 2 seconden nadat de WRG wordt ingeschakeld;
wanneer het drukoutputsignaal buiten het bereik valt;
wanneer een foutspanning wordt gedetecteerd. (Zie
Indien nodig kan de instelpuntbedrijfsspanning worden afgesteld op < 1,9 V. Op die manier wordt de instelpunt-
output permanent uitgeschakeld.
Indien nodig kan het instelpunt-outputsignaal worden gebruikt om aan te geven of de meter op de juiste wijze werkt.
Stel de instelpuntbedrijfsspanning in op > 10,15 V. De instelpunt-output is dan aan wanneer de meter normaal werkt
en uit wanneer een foutconditie wordt gedetecteerd.
Opmerking:
Als de instelpuntbedrijfsspanning wordt ingesteld op > 9,7 V is de hysteresespanning > 10 V en wordt
het instelpunt-outputsignaal mogelijk niet uitgeschakeld wanneer de druk stijgt. Het instelpunt-
outputsignaal wordt dan pas uitgeschakeld wanneer de meter wordt uitgeschakeld.
© Edwards Limited 2020. Alle rechten voorbehouden.
-3
mbar aangeeft is een handmatige vacuümafstelling noodzakelijk. Doe hiervoor
-5
mbar of lager en wacht 1 minuut;
Hoofdstuk 4.2
(Figuren 1
en 2, artikel 2). De output van de
om de bedrijfsspanning te bepalen die
Hoofdstuk
4.6.)
D14701886 Issue L
-4
mbar
Pagina 15