Inhoudsopgave
Advertenties
op voldoende afstand verwijderen om niet het risico te lopen ze te
plooien of te beschadigen.
•
Maak de voorkant schoon;
•
Verwijder het paneel aan de bovenkant zoals aangegeven op
het figuur;
•
Reinig ook de verdamper van de binnenunit, vooral als deze
geplaatst in een stoffige omgeving.
WAARSCHUWING!
Raak de vinnen niet aan om te voorkomen dat ze worden
doorgesneden. Vouw de vinnen niet, dit kan de prestaties
verminderen. Neem in geval van gevouwen vinnen contact op met
een servicecentrum.
9.2 CONDENSAFVOER REINIGEN
Zorg ervoor dat de condensafvoerleiding zich in de juiste positie
bevindt, zodat het condenswater goed uit de lamellen van de batterij
stroomt.
9.3 ONDERHOUD VAN HET KOELMIDDELCIRCUIT
De machine is uitgerust met een veiligheidsklep die zorgt voor de
verlaging van de druk in het interne koelcircuit in geval van externe
warmteontwikkeling (bijvoorbeeld bij brand).
Voor een goede werking van het ventiel moet u contact opnemen
met de fabrikant en zorg ervoor dat het elke 4 jaar wordt vervangen.
WAARSCHUWING!
Het in werking treden van de veiligheidsklep en de daaruit
voortvloeiende uitstoot van het koelgas kan bij direct contact met
de huid vergiftiging en letsel veroorzaken. Ga niet in de buurt van
het veiligheidsventiel staan en plaats geen warmtebron. Het is
noodzakelijk om het koelcircuit leeg te maken voordat u onderhoud
aan de warmtepomp uitvoert waarbij laswerkzaamheden nodig zijn.
10.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
10.1 ALGEMENE INFORMATIE
Alvorens met de werkzaamheden te beginnen, dient u alle
veiligheidsvoorzieningen uit te voeren en u ervan te vergewissen dat
het apparaat veilig is en dat er geen enkel element op de elektrische
voeding is aangesloten.
Het wordt aanbevolen om:
•
Ervoor te zorgen dat de voeding overeenkomt met de opgave;
•
Ervoor te zorgen dat de voeding van de warmtepomp (fase -
nul - aarde) en de volgorde van de 3 fasen (L1, L2, L3) correct
bedraad zijn volgens de instructies;
•
Controleer
of
de
veiligheidsvoorzieningen
veiligheidsschakelaar) correct zijn geïnstalleerd volgens de
vereisten van de warmtepomp;
•
Gebruik kabels met dubbele isolatie, overeenkomstig
de bestaande, de in de verschillende landen geldende
voorschriften;
•
Sluit eerst de aardaansluiting aan;
•
Voordat het apparaat wordt ingeschakeld, moeten alle
beveiligingen actief zijn.
10.1.1
DE KLANT/INSTALLATEUR MOET:
•
Raadpleeg het bedradingsschema van het toestel;
•
Lever en installeer de juiste werkschakelaar, goedgekeurd door
CEI, zo dicht mogelijk bij de warmtepomp, in een geschikte kast;
•
De aardaansluiting correct installeren. De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld voor schade veroorzaakt door
een onjuiste aardaansluiting van het toestel;
•
Beoordeel de bescherming tegen indirecte contacten
(differentieel) aan de hand van de lay-out van de elektrische
bedrading op de installatieplaats.
10.2 VERRICHTINGEN VOOR HET LEGGEN
•
Leg de kabels ver van leidingen met een andere spanning
of van apparaten die elektromagnetische storingen kunnen
veroorzaken.
•
Vermijd parallelle aanleg met andere kabels, de opstelling is
alleen toegestaan bij 90 °.
•
Voer de voedingskabels en de netbedieningskabel van de
machine alleen door de daarvoor bestemde kopel.
10.3 AANSLUITING BUITENDEEL
•
Sluit de voeding aan op de elektrische aansluiting van
het buitendeel aan de hand van de volgende tabel met de
aanduiding van de voedingskabels. De kabels worden door de
daarvoor bestemde doorvoeren geleid.
•
Zie 12.5 voor de aansluiting van de elektrische verwarming van
de condenswaterlekbak.
10.4 INTERNE APPARAATAANSLUITING
•
Voor elektrische aansluiting zie de volgende tabel genaamd
"aanduiding voedingskabels". Zie hoofdstuk 11 de klemmenfoto
waar de RS485 ventilatorcontacten (2-aderige kabel) en de
sensorvoeler (2-aderige kabel) moeten worden aangesloten. De
kabel transporteert laagspanningsregelsignalen: zoek een route
voeding
of
de
noodzakelijke
(thermische
onderbreker
en
17
Advertenties
Inhoudsopgave
