Algemeen overzicht
van de machine
1. Veiligheidsplaat
3. Motor
voor
achteruit
2. Schakelbord4. Accu
Bedieningsorganen
Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen
(Figuur
6) voordat u de motor start en de machine gebruikt.
1. Contactschakelaar
2. Gashendel
3. Chokehendel
4. Urenteller
Figuur 5
5. Bevestigings-
7. Splinterscherm
/takelpunt
6. Rupsband 8. Frees
Figuur 6
5. Tractiebediening
6. Referentiebalk
7. Bedieningshendel van
frees
Contactschakelaar
De contactschakelaar heeft 3 standen: Uit, draaien en starten.
Om de motor te starten, draait u het sleuteltje naar de stand
Start. Als u het sleuteltje loslaat als de motor start, zal dit
automatisch terugkeren naar Lopen.
Om de motor af te zetten, draait u het sleuteltje op Uit.
Gashendel
Zet de hendel naar voren om het motortoerental te verhogen
en naar achteren om het toerental te verlagen.
Chokehendel
Voordat u een koude motor start, moet u de chokehendel
naar voren bewegen. Nadat de motor is gestart, kunt u met
behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra
dit mogelijk, moet u de chokehendel helemaal naar achteren
bewegen.
Opmerking: Als de motor warm is, hoeft de choke niet of
nauwelijks te worden gebruikt.
Urenteller
Als de motor is afgezet, verschijnt op de urenteller het aantal
uren dat de machine in bedrijf is geweest.
Referentiebalk
Tijdens het rijden dient u de referentiebalk als handgreep
en hefpunt te gebruiken om de tractie te regelen. Voor een
soepele, gecontroleerde bediening houdt u altijd beide handen
op de referentiebalk tijdens het bedienen van de machine.
Tractiebediening
G025098
1. Referentiebalk (beweegt niet en biedt daardoor een
referentiepunt en een vaste handgreep die u kunt
vasthouden tijdens het bedienen van de tractie-eenheid)
2. Tractiebediening (beweegt zodat u de machine kunt
bedienen)
•
Om vooruit te rijden, beweegt u de tractiehendel naar
voren
(Figuur
12
Figuur 7
8).