UNITBESTURING (PC-ARFH1E1(02/03))
Lijst van beschikbare uitgangen:
•
Uitgeschakeld
•
Zwembad 3-wegklep: (Vast in uitgang 1 als zwembad is ingeschakeld): Signaalsturing van de 3-wegklep van het zwembad.
•
Waterpomp 3: (Vast in uitgang 2 als hydraulische scheider of buffertank is geïnstalleerd): Signaalsturing van de waterpomp voor
hydraulische scheider of buffertank.
•
Boiler: (Vast in ingang 3 als boiler is ingeschakeld): Signaalsturing van de boiler.
•
Zonnepomp: (Vast in ingang 4 als zonnepomp is ingeschakeld): Signaalsturing van de zonnepomp.
•
Alarm: (Standaard in uitgang 5): Signaal is actief als er een alarm is.
•
Werking: (Standaard in uitgang 6): Signaal actief indien Thermo AAN in om het even welke toestand.
•
Koeling: (Standaard in uitgang 7): Signaal actief wanneer ruimtekoeling in bedrijf is.
•
Vraag C1 AAN: (Standaard in uitgang 8): Signaal actief wanneer er Vraag is in circuit 1.
•
Verwarming: Signaal actief wanneer ruimteverwarming in bedrijf is.
•
TW: Signaal actief wanneer warm tapwater in bedrijf is.
•
Zonne-oververhitting: Signaal actief bij oververhitting zonnepaneel (enkel wanneer de ZP-combinatiestatus totale besturing is)
•
Ontdooien: Signaal actief wanneer buitenunit aan het ontdooien is.
•
Recirculatie TW: Signaal actief afhankelijk van geselecteerde optie in hoofdstuk Circuitpomp.
•
Verwarmer relais 1: Signaalsturing van het ruimteverwarmingselement 1 (enkel voor YUTAKI S80 of YUTAKI M units)
•
Verwarmer relais 2: Signaalsturing van het ruimteverwarmingselement 2 (enkel voor YUTAKI S80 of YUTAKI M units)
Lijst van beschikbare sensoren:
•
Uitgeschakeld
•
Two3: (Vast in sensor 1 als boiler is geïnstalleerd): Gebruik deze sensor om de watertemperatuur te controleren wanneer de
boiler wordt gebruikt.
•
Zwembad: (Vast in uitgang 2 als zwembad is geïnstalleerd): Gebruik wanneer het zwembad wordt gebruikt deze sensor om de
temperatuur van het zwembad te controleren.
Zonnepaneelsensor: Gebruik wanneer Totale besturing is geconfigureerd deze sensor om de temperatuur van het zonnepaneel
•
te controleren.
•
Omgeving C1 + C2: Gebruik deze sensor wanneer de hulpsensor voor de omgevingstemperatuur wordt gebruikt voor C1 en C2.
•
C1 omgeving: Gebruik deze sensor wanneer de hulpsensor voor de omgevingstemperatuur wordt gebruikt voor C1.
•
C2 omgeving: Gebruik deze sensor wanneer de hulpsensor voor de omgevingstemperatuur wordt gebruikt voor C2.
•
Buitensensor (NTC): (Standaard sensor 3) Om een hulpsensor voor de buitentemperatuur aan te sluiten op de controller als de
warmtepomp zich op een plek bevindt die niet geschikt is voor deze meting.
1.8.3 Inbedrijfstelling
In het menu inbedrijfstelling kunt u de verscheidene parameters instellen:
48
PMML0626 rev.0 - 07/2022
Ontluchtingsprocedure:
• Tijdsduur
• Start ontluchten
Proefdraaien van unit:
• Tijdsduur
• Modus (enkel beschikbaar voor koelmodus)
• Proefdraaien starten
Drogen van de deklaag:
• Ingestelde temperatuur circuit 1
• Ingestelde temperatuur circuit 2
• Drogen van de deklaag opstarten