HET VERVANGEN VAN HET
BRANDSTOFFILTER (Afb. 35)
Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren of
jaarlijks, afhankelijk van hetgeen zich het eerst voordoet.
NB:
Plaats nooit een vuil filter dat uit het brandstof-
circuit is verwijderd.
1.
Schakel de aftakas uit, activeer de parkeerrem en
zet de ontstekingsschakelaar op OFF/AF om de
motor te stoppen. Neem de sleutel uit het contact.
2.
Sluit de brandstoftoevoerkraan.
3.
Draai de slangklemmen los en schuif ze over de
slang, van het filter vandaan.
Afbeelding 35
1. Brandstoffilter
2. Brandstofleiding
3. Slangklem
4.
Haal het filter tussen de brandstofleiding uit.
5.
Plaats een nieuw filter. Indien er een pijlmarkering
op het filter staat, dan dient u het filter zodanig te
plaatsen dat de pijl in de richting van de carburateur
wijst.
6.
Schuif de slangklemmen naar het filter toe en draai
ze vast.
7.
Open de brandstoftoevoerkraan.
HET AFSTELLEN VAN TOESPOOR
EN STUURSTOPS (Afb. 36)
(Uitsluitend voor assen met 4 wielen)
1.
Zorg ervoor dat beide centerpennen op dezelfde
lengte zijn ingesteld.
2.
Meet het toespoor (ter hoogte van de as) aan de
voorzijde en achterzijde van de stuurwielen. De
afstand vóór dient 2–4 mm kleiner te zijn dan de
afstand achter.
3.
Draai de contramoeren aan en verdraai de centerpen
om de voorzijde van de banden in of uit te draaien.
1
Afbeelding 36
1. Centerpen
2. Stuurstop
4.
Draai de contramoeren los en stel de linker en
rechter stuurstops af waarbij u circa 6 mm speling
over laat voor de stuurarm in een volledige linkse
en rechtse bocht. Zet de contramoeren vast.
HET AFSTELLEN VAN DE
NEUTRAALSTAND VAN DE
TRANSMISSIE (Afb. 37)
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak en
schakel de parkeerrem uit. De machine mag nu niet
vooruit kruipen als het tractiepedaal niet wordt ingetrapt.
Indien de machine wel kruipt, dient deze opnieuw te
worden afgesteld.
1.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak,
laat de maai-eenheden zakken en schakel de motor
uit. Schakel de aftakas uit en activeer de
parkeerrem.
2.
Krik de voorkant van de machine omhoog totdat de
wielen vrij komen van de vloer. Ondersteun de
machine met stutten om te voorkomen dat deze per
ongeluk omlaag valt.
3.
Draai de borgmoer aan op de afstelnok.
4.
Start de motor en verdraai de afstelnok in de juiste
richting totdat de wielen stoppen met draaien.
Onderhoud
2
27