Installatie
4
Installatie
4.1
Montagevoorwaarden
4.1.1
Positie
De sensor moet volledig zijn ondergedompeld in het medium. Vermijd luchtbellen in de
omgeving van de sensor.
1
Installatieposities van de geleidbaarheidssensor
Wanneer de doorstroomrichting verandert (na leidingbochten), kunnen turbulenties in
het medium optreden. Installeer de sensor op een afstand van minimaal 1 m (3.3 ft) na
een leidingbocht.
Het product moet langs het gat van de sensor stromen (zie de pijlen op de behuizing). Het
symmetrische meetkanaal maakt doorstroming in beide richtingen mogelijk.
Let op het volgende voor een installatie conform 3-A:
Nadat het instrument is geïnstalleerd moet de hygiënische integriteit zijn gewaarborgd.
Alle procesaansluitingen moeten voldoen aan 3-A.
12
Indumax CLS54D
A0017691
Endress+Hauser